De Huisvriend. Jaargang 1895(1895)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 175] [p. 175] Van een vogelkijn. ‘Lief vogelkijn! keer, Keer tot mij weer!’ Waarom, lichtgewiekte zanger, Zwevend orgeltje in de lucht! Zijt ge, jubelend en juichend, Mij zoo wreedelijk ontvlucht? Waarom moest ge listig vlieden Van mijn schouder, looze guit! Toen 'k u mooie liedjes leerde, Bij het tokklen van mijn luit? ‘Lief vogelkijn! keer, Keer tot mij weer!’ 'k Zette uw huisje tusschen bloemen, 'k Drenkte u uit de klaarste bron, - Om u 't leven te verzoeten, Deed ik alles wat ik kon! Denk toch, dat we - nu al jaren! - Onafscheidbre vrienden zijn, En 'k om uw gemis zou treuren, Ach! met bittre hartepijn! ‘Lief vogelkijn! keer, Keer tot mij weer!’ Kom dan, kom dan! schalke booswicht, Nu genoeg van 't dartel spel! Want, niet waar? ge doet het enkel Om te plagen, - 'k weet het wel. Ik kan zonder u niet leven, Al kondt gij 't ook zonder mij, - Daal nu flusjes tot mij neder, Maak mijn hart weer vrij en blij! ‘Lief vogelkijn! keer, Keer tot mij weer!’ Samen zullen wij dan zingen Van mijn lente en liefde en jeugd: Sluimerliedjes van verlangen, Profecy vol zoet geneugt! 'k Zal u koestren aan mijn boezem, Veilig tegen weer en wind, - En u 't hartsgeheim ontlokken: Dat ge 't nèrgens beter vindt! ‘Lief vogelkijn, keer, Keer tot mij weer!’ H.J. Hana. Juni '95. Vorige Volgende