‘De brief’.
Tot de beroemde schilders uit den bloeitijd onzer schilderkunst behoort ongetwijfeld de schilder van ‘de Brief’, Gabriël Metsu.
Hij werd in Leiden geboren in 1630 en ontving zijn lessen van Terburg; in 1648 werd hij lid van het schildersgilde te Leiden en vertrok in 1658 naar Amsterdam. Veel is aangaande zijn leven niet bekend; het schijnt echter zeker dat hij in 1687 nog leefde. Zijn stukken worden zeer gezocht en bevinden zich in de kunstmusea van Amsterdam, Den Haag, Munchen, Dresden enz.
Het origineel van ‘de Brief’ maakt deel uit van de prachtige schilderijenverzameling van een schatrijk Amerikaan, den heer Yerkes in Chicago; het is een zeer typisch Hollandsch stuk en stelt een echte Hollandsche vrouw in goeden doen voor. Haar gelaat wekt onze sympathie op door de vriendelijke, zachte en toch verstandige uitdrukking van oogen en mond; bevallig steekt de witte doek, om haar hoofd geworpen, af tegen den donkeren achtergrond; haar mooi gevormde armen komen voordeelig uit het witte bont te voorschijn, en hoewel wij niet over het koloriet kunnen oordeelen, is de onderstelling niet gewaagd, dat de kleuren van mantel, rok en tafelkleed een harmonisch geheel vormen.
Aardig is ook de houding van het hondje, 't is of hij weet wat de vrouw denkt, en zelfs of hij haar wil waarschuwen toch niet zoo besluiteloos op te zien vóór zij de pen op het papier zet en eenvoudig neer te schrijven wat zij eerst besloten had.
Belangrijk is zeker de brief dien zij gaat schrijven. Wat hij bevat? Misschien wel een antwoord op een huwelijksaanzoek. De schrijfster lijkt een welgestelde weduwe; misschien is de aanvraag meer gericht op haar geld en goed dan op haar persoon. Of het hondje dan ook gelijk heeft er bang voor te zijn, dat zijn goede meesteres zich door dat zoete gefluit van den vogelaar zal laten verlokken om haar vrijheid en goed op te offeren, wie weet aan welken onwaardige?
Kon hij maar spreken, wie weet hoe spoedig de brief dan eindelijk ‘af’ zou zijn.