gaarne gaf zij hem een kus als zij van tafel opstond. Enfin, daarvoor was nu hare soepterrine van zilver en in haar ouders huis van wit aardewerk.
‘Begrijp eens,’ zoo begon hij 't gesprek met zachte stem, en even proevend van den rooden wijn. ‘Begrijp je 't? Onze referendaris Mertens heeft zich verloofd met de dochter van den muziekmeester; 't is werkelijk fataal, rondweg eene mesalliance, om niet te zeggen het toppunt van dwaasheid.
Wat, met die mooie Ella Burmeister?’ vroeg Marianne levendig.
Zij had den jongen man, die onder haar echtgenoot werkte, altijd gaarne mogen lijden; hij had vaak 's middags bij hen gedineerd, en met zijn geestig, levendig gebabbel hen uren lang aangenaam beziggehouden. Zij wist dat Lessen den jongen man zeer hoogschatte, in 't bijzonder om zijn flink practisch verstand.
Wel hoorde die tot naar West-Pruisen gedrongene kunstenaar niet in de eerste deftige kringen thuis, toch bij gelegenheden, waar nette gezelschappen zich vereenigden, had zij vaak met de lieve dochter van den musicus gesproken.
‘Ja, een mooi meisje mag die Ella zijn, maar Mertens had een prachtige carrière voor zich en nu bederft hij dat alles door zijn huwelijk Hij heeft niets en zij misschien nog minder; over eenige jaren kan Mertens aan elke deur kloppen en nu.... 't is werkelijk verdrietig!’
‘Nu, maar dan wachten zij een paar jaar, zij is een allerliefst meisje en de vader, ofschoon een bescheidene betrekking bekleedend, toch een beschaafd man; en ten slotte, als zij van elkaar houden, wie kan daar wat aan veranderen?’
‘Van elkaar houden?’ Het lachen waarmee hij die woorden uitsprak maakte Marianne boos; nerveus maakten de witte vingers kleine broodballetjes naast haar bord. ‘Liefhebben,’ ging hij voort, ‘mijn God, in die jaren; hij misschien acht en twintig en zij twintig jaar oud! Een kolossale domme streek is het, en het ergste nog dat hij nu den staatsdienst wil verlaten omdat hem een goede betrekking bij een groote levensverzekering-maatschappij in Berlijn is aangeboden. Ik verlies hem zeer ongaarne, werkelijk een schrander mensch met groote arbeidskracht.’
‘Nu, maar die wederzijdsche liefde is toch de hoofdzaak,’ zei Marianne, boos geluimd in haar eigen gedachtengang volhardend. ‘Ik, van mijn kant, houd een huwelijk zonder wederzijdsche neiging eenvoudig voor onzedelijk!’
Verstomd zag hij haar aan. Zoo had hij haar nog nooit hooren spreken, ofschoon zij in den laatsten tijd erg prikkelbaar scheen.
Daar zij de oogen had neergeslagen, kon hij slechts een nerveus trekken van hare scherpgeteekende wenkbrauwen waarnemen.
‘Maar lieve Marianne, ik begrijp niet - jij als vrouw moet toch toegeven, dat hartstocht alleen niet de waarborg is -’
‘Ik geef in 't geheel niets toe,’ aldus viel zij hem scherp in de rede. ‘Waarborg, voor wat dan?’
‘De man is jong, arbeidzaam en krijgt een lieve vrouw, en voor 't overige.... doch waartoe verder geredeneerd? Men heeft over dit punt verschillend inzicht’.
‘En ik betreur het, mijne opvatting niet aan die van anderen te kunnen aansluiten, en er evenmin ondergeschikt aan te kunnen maken.’
Toen zag zij hem recht in 't gezicht met hare donkere, schitterende oogen en daarbij moest het haar opnieuw weer opvallen dat hij niet geschoren was, toen hij even met de hand over de kin streek.
‘Maar kindlief, waarom je zoo op te winden? Ja, misschien heb je in den grond gelijk, ten minste van je standpunt als vrouw.’
Die toegevendheid wond haar nog meer op.
Mijn hemel! waarom hield hij dan zijne meening niet vol. Zij was toch ook in haar recht. Waarom bruiste hij dan niet op? Waarom verweet hij haar dan niet scherp hare ongegronde heftigheid? Als hij maar eens boos wilde worden en zoo flink woedend met de vuist op de tafel geslagen had. Maar neen, hij liet het niet tot een open strijd komen waarnaar zij verlangde. Maar altijd dat stereotype ‘ja, kindlief.’
Opeens kwamen haar de tranen in de oogen. Zij stond op en ging weg.
‘Merkwaardig,’ dacht de heer von Lessen.
Zou hij haar nagaan? Het was eigenlijk beter haar met rust te laten! Dagelijks werd zij zenuwachtiger; de onbeduidendste kleinigheden gaven reden tot heftige scènes. Ja, die vrouwen, die vrouwen! En hij sneed bedaard de malsche roastbeef door. Men begrijpt hen niet, en kan hen toch niet overtuigen.
Spoedig kwam zij terug en zette zich zwijgend op de zooeven verlaten plaats. Hij dacht haar wat genoegen aan te doen; zij hield er van, veel menschen te zien.
‘Hoe zou je het vinden, Marianne, als we overmorgen eens een klein diner gaven? Enkel goede kennissen: de president, de overste, misschien ook de landraad; met de dames natuurlijk.’
‘Overmorgen? Waarom juist overmorgen; we kunnen dat ook tot de volgende week uitstellen.’
‘Ja, zooals je wilt, kindlief.’
Daar, alweer dat kindlief, ofschoon het ditmaal toch gepiqueerd klonk.
‘Marianne,’ vervolgde hij, ‘denk je er in 't geheel dan niet aan dat 't overmorgen onze trouwdag is? Ik wilde dan eens wat kennissen uitnoodigen.’
Zij zweeg een poos. Een aangenaam gezelschap!
Nu ja, bij een goed diner! Ach, die oude heeren met grijze haren, en dames die zoo oud waren als hare moeder!
‘Ach toe!’ en hare oogen flikkerden opeens.
‘Doe mij dan 't genoegen, mijnheer Martens en de Burmeisters ook te vragen.’
Dat kwam geheel onverwacht. Hij aarzelde.
‘Hm, ja, maar die Burmeisters passen werkelijk niet bij ons... of... als je 't voor een grap doet! Die oude, zonderlinge musicus komt toch niet, en alleen de bruid dan?’ Hij zag haar vragend aan.