zijn dagen door, totdat de hand van den directeur hen aangrijpt om ze over te leveren aan de onzichtbare machten, die over hun wil, over hun vreugd en smart zullen beslissen.
Is dus het marionettentheater niet het ware beeld van het schouwtooneel des levens? Hangen ook wij menschen niet aan de onzichtbare draden van de geheimzinnige macht, die over ons leven en dood beschikt?
Hier zijn die machten de vlugge vingers van den directeur van het spel en van zijn handlangers, die boven op de smalle houten brug boven het tooneel de dicht in elkander geslingerde draden der handeling in hun vingers houden.
En hoe goed gaat het spel hun af, wat een voorbeeldig, volmaakt ensemble vormen zij niet, wat verrukken zij hun toeschouwers door de grappige gratie hunner bewegingen, door de indrukwekkende mimiek hunner gebaren!
Waardiger dan deze edele prins, die met koele stoutmoedigheid de wereld intrekt om de schoone jonkvrouw te verlossen uit de handen van den wreeden koning, die haar met geweld trouwen wil, kan een poppenprins zich zeker niet vertoonen. Treffender dan door deze lieftallige jonkvrouw kan het lijden eener zwaarbeproefde marionette stellig niet voorgesteld worden. En indrukwekkender dan deze grimmige vazallen van den geweldigen tiran kunnen houten ridders onmogelijk rondstappen.
En dan die allerliefste dames van het ballet, danseressen, die nooit haar voet verstuiken, nooit avontuurtjes hebben waarvan de heele stad spreekt, die zich nooit laten schaken, nooit een heuschen prins tot een morganatisch huwelijk overhalen, en toch in haar stille gratie zoo bekoorlijk doen, wat wonderbare voettrillers kunnen zij maken, met welke onvermoeidheid laten zij haar vroolijke beentjes de meest gewaagde sprongen uitvoeren, zonder ooit op het laatst de coquette buiging te vergeten, die zoo menig mannenhart reeds in gevaar bracht.
Inderdaad de illusie is, zoodra men zich gewend heeft aan de kleine verhoudingen, bijna volkomen, en men ziet verschrikt op, als somtijds tusschen de coulissen een reuzenhand zichtbaar wordt.
Als personen van natuurlijke grootte verschijnen ons deze poppen, die in werkelijkheid slechts een halven meter lang zijn, en dat, wat de groote Talma eens gezegd heeft over het ‘optique de théatre’, is nooit beter door iets bevestigd geworden dan door de marionetten:
‘Niet door datgene, wat gij zijt, maar door wat gij schijnt, maakt gij effect op het tooneel.’
De poppenkast, die vroeger bij ons in zoo hoog aanzien stond en op geen kinderfeestje mocht ontbreken, is thans zeer op den achtergrond geraakt en doet thans nauwelijks anders dienst dan als straatvermaak. Bij het langzamerhand verdwijnen der kermissen, zijn ook de marionettenspellen - een veredelde vorm van het Jan-Klaassenspel - bijna geheel verdwenen. Maar zooals het meer gaat, wanneer iets door langzaam af te dalen, bijna met vernietiging bedreigd wordt, ziet men het dikwijls in hooger vorm van boven opnieuw verschijnen.
Zoo schijnt het ook met de marionetten het geval te zijn; in Parijs heeft men thans weer marionetten-theaters in de mode gebracht, waarvoor niemand minder dan dichters als Maeterlinck, Bouchor e.a. tooneelstukken schrijven, zoogenaamde mystères vol fijne, subtiele poëzie, te etherisch om te worden opgezegd door acteurs en actrices van vleesch en been, wier stemmen geleden hebben door het declameeren van grover taal en wier gebaren onedel zijn geworden door het voorstellen van lage hartstochten en gevoelens.
Met veel geestdrift is deze nieuwigheid door de Parijzenaars opgenomen, en wie weet of wij niet eens in de gelegenheid zullen worden gesteld ook bij ons te lande dit verfijnde poppenspel te mogen bewonderen.
Het zal dan geen kinderspel meer zijn, maar een vertooning voor volwassenen, ja, zelfs voor artistieke fijnproevers.