Chineesche gebruiken.
In China heerschen zeer eigenaardige gewoonten. Sommige wijken niet alleen af van die der Europeanen, maar staan er lijnrecht tegenover.
Iemand, die rouwgewaad aantrekt over den dood van naverwante betrekkingen, kleedt zich geheel in het wit
Bejaarde lieden vermaken zich met het oplaten van papieren vliegers van allerlei vorm en kinderen slaan die vertooningen met welgevallen gade.
Den hoed af te nemen en met ongedekt hoofd te groeten wordt voor hoogst ongepast gehouden.
Een persoon van aanzien, dien men ten eten noodigt, plaatst men aan tafel niet rechts, maar altijd eershalve aan zijne linkerzijde.
De Nieuwjaarsdag valt in Februari, als de zon in het teeken der Visschen komt. Te middernacht, als het nieuwe jaar intreedt, worden duizenden kleine vuurwerken afgestoken, niet enkel als feestviering, maar ook om de booze geesten te verdrijven, die men gelooft dat op de aarde rondzwerven om de menschen te plagen. Als de dag aanbreekt spoeden zich mannen, vrouwen en kinderen naar de tempels en brengen een offer aan de afgoden. Ieder steekt zich in zijn beste gewaad, en de staart, uit het hoofdhaar gevlochten, wordt versierd met gekleurde linten, die soms tot op den grond afhangen. Rijken en armen gaan dan hunne gelukwenschen bij bloedverwanten en vrienden uitstorten, bezoeken de theehuizen of slenteren rond op de binnenplaatsen der tempels, om in de daar opgeslagen tenten te dobbelen en waarzegsters te raadplegen over hetgeen de nieuwe tijdkring hun zal opleveren.
Het opsieren van de graven der afgestorvenen met bloemen is eene plechtigheid, die een paar malen 's jaars op bepaalde dagen plaats heeft. Dit is echter geen vrijwillige daad. Ieder moet haar verrichten en op verzuim staat straf. Zij draagt juist niet het karakter van rouw, maar gaat integendeel gepaard met vreugdefeesten. Deze worden 's avonds gevierd en bestaan in het illumineeren der huizen, het afsteken van vuurwerk en het houden van maaltijden, waarbij velen zich dikwijls te buiten gaan. Ook in de opene lucht worden tafels aangericht met allerlei spijzen. Deze heeten bestemd voor de dooden, die dan ook met geschreeuw en fluitspel door priesters worden opgeroepen, maar natuurlijk niet verschijnen, waarna de spijzen worden weggedragen en onder de armen verdeeld.
Bij iedere onderneming van eenig gewicht wendt men zich eerst tot de waarzegsters of men geeft vooraf een tijdlang acht op zekere voorteekenen. In de almanakken worden zelfs van staatswege de dagen opgegeven, welke voor deze en gene aangelegenheid als gunstig of ongunstig moeten worden aangemerkt.
Rechterlijke vonnissen worden niet altijd op de ware schuldigen toegepast, maar rijke of gegoede lieden, zoo zij hunne straf niet afkoopen, stellen dikwijls een ander in hunne plaats en daarmede is aan het recht voldaan. Voor zulk eene plaatsbekleeding wordt een arme opgezocht, die dan voor hechtenis of stokslagen goed wordt betaald. Zelfs voor de doodstraf is met veel geld soms iemand te vinden, die uit armoede voor den misdadiger optreedt om met de verdiende som zijne behoeftige ouders of andere bloedverwanten uit den nood te redden.
De magneetnaald, in China reeds in de 3e eeuw onzer jaartelling bekend, wordt dáár gezegd niet naar het Noorden, maar naar het Zuiden heen te wijzen.
De voorraad van paarden, schapen en runderen is in het Hemelsche Rijk gering. Men eet er meest varkensvleesch en gevogelte. Melkvee houdt de Chinees er niet op na. Boter en kaas worden dus ook niet vervaardigd.
Voor bemesting worden, bij gebrek aan veemest, algemeen de stoffen gebruikt uit de geheime gemakken in de huizen en op de straten en, - wat zeker vreemd klinkt, - de afval uit de barbierswinkels, dat is: het afgeschoren hoofdhaar van de millioenen Chineezen, die daar dagelijks onder het mes gaan en waarvan belangrijke hoeveelheden worden weggehaald en aan de boeren verkocht.
Tot de goede manieren onder hoogere standen behoort het statig groeten. Neemt de Chinees afscheid van een bezoeker, dan plaatst hij zich vlak vóór hem, ziet hem strak in de oogen, balt de beide vuisten, steekt die omhoog tot aan het voorhoofd en begint ze dan in de rondte te draaien.
Voor natuurlijk schoon heeft men in China weinig smaak. Alles moet kunstmatig worden verfraaid of liever bedorven. Aan prachtig opgegroeide cypressen, palm-, laurier- en andere boomen geeft men door middel van het snoeimes de gedaante van schapen, draken, vogels en wat meer tot stijfheid kan bijdragen.
De voeten der vrouwen worden van kindsbeen af door zwachtels klein gehouden, zoodat het loopen moeielijk wordt, want aan een trippelenden, kreupelen gang geeft men de voorkeur boven een vasten en vluggen tred.
Geneesheeren bepalen zich niet bij een naambord aan hunne huisdeur, met vermelding van hun beroep, maar ieder dokter behangt den geheelen voorgevel van zijn huis met oude, gebruikte pleisters, die hij van zijne patiënten weder medeneemt. Langs zijne woning wemelt het dan ook van vliegen, maar hierom bekommert hij zich niet. De pleisters moeten den voorbijgangers toonen, dat de Aesculaap veel praktijk heeft en dus zijn vak goed verstaat.