uit het prachtige park met zijn diep groenen, stillen vijver, waarop de waterleliën drijven en waar de zwanen geluidloos hun banen trekken over het spiegelbeeld van het oude kasteel. Ook het slotje of ‘nieuwe slot’ mogen wij niet vergeten, dat vele Waldecksche vorstinnen in verschillende tijden tot weduwzetel heeft gediend.
Arolsen's trots en kostbaarste bezitting zijn echter de met bosschen bedekte bergen die het omringen en waardoor men uren lang kan dwalen zonder een levende menschenziel te ontmoeten. Hier en daar openen zich verrukkelijke gezichten over landschappen van idyllische schoonheid, over groene dalen met zilverheldere beekjes, stille dorpen en eenzame molens. Voor dorst en honger behoeft de wandelaar niet te vreezen. Al gaat het er ook in de dorpsherbergen van Arolsen heel eenvoudig toe, een koel glas bier en een snee brood met smakelijke ham vindt men overal, en bij de ‘Frau Hoffischerin’ in de stille eenzaamheid, midden in het bosch, kan men heerlijk uitrusten bij een prachtig gezicht op de verre, blauwe Hessische bergen.
Gaarne bezoekt men ook den vorstelijken dierentuin, die zich uren ver uitstrekt en een menigte wild bevat. In dezen dierentuin, waarvan de houtvesterswoningen de verrukkelijkste verblijfplaatsen toeschijnen aan romantisch gestemde gemoederen, ligt de Markusstein, ook wel Markstein genaamd, waaraan zich vele legenden vastknoopen. Van den eenen kant gemakkelijk toegankelijk, zoodat men bijna onmerkbaar den top bereikt, daalt hij aan den anderen kant steil in duizelingwekkende diepte neer; donkere holen te halver hoogte van den rotswand, waarheen thans een in den steen gehouwen trap omhoog voert, moeten eens een hermiet tot verblijfplaats hebben gediend.
In dien tijd, vertelt men, was de open plaats voor de rots dicht begroeid, reusachtige boomen bedekten geheel en al den diepen afgrond. Eens gebeurde het dat de vorst bij de vervolging van een hert, niets vermoedend, tot dicht aan den rand van de rots klom; spoorloos verdween het vervolgde dier - 't scheelde geen haar breedte of de ruiter was met zijn ros in de diepte gesprongen. Zijn trouwe hond echter had het gevaar bemerkt, luid blaffend joeg hij het paard terug en stortte toen zelf in den afgrond. Zoo werd volgens de legende de rots ontdekt.
In het park van het nieuwe slot te Arolsen bevond zich echter nog niet lang geleden een bescheiden steen, waarop te lezen was: ‘Hier rust de trouwe Munter.’ Dat moet die hond geweest zijn, de redder zijns meesters.
Ook verder in het land is er nog veel merkwaardigs en schoons te zien, de kasteelen van Rhoden en Wildungen, het stamslot der vorsten van Waldeck, op een berg, door het zilveren lint van de Eder omkronkeld. Niederwabe, de prachtige kloosterruïne, de kerken van Wildungen en Corbach. Wildunger mineraalbronnen behoeven wij niet te vermelden; zij zijn van het land van Arolsen, wat men in de buitenwereld er het best van kent, daar jaarlijks over de twee millioen flesschen Wildunger water naar buiten dwalen.
Eens waren er ijzer- en kopermijnen in het vorstendom Waldeck, en in het Eder-riviertje werd zelfs goud gewasschen, maar tegenwoordig vindt men er nog alleen ijzererts en dit in geen onbelangrijke hoeveelheden. Bronnen van rijkdom stroomen, ongelukkig genoeg, niet in het kleine gebied van de vorsten van Waldeck maar de hoogere beschaving vond altijd beschermers in het land van Waldeck en bij zijn vorstenhuis.
Arolsen heeft behalve zijn uitmuntende volksscholen een Stads Reaal (Hoogere Burger)school en een Hoogere school voor meisjes bij een bevolking van 2600 zielen.
Geen wonder dat men in het naburige Westfalen zegt: in Arolsen is de nachtwaker even ontwikkeld als ergens anders de burgemeester. Trouw, vlijtig, eerlijk en rechtschapen zijn de menschen in stad en land, aan deze en gene zijde van de grenzen, die hier, midden door het landje loopend, Saksen en Franken scheiden, de Saksen aan den Twist en den Diemel, de Franken aan den Eder - beide volken van echt Duitschen oorsprong en door een duizendjarige geschiedenis aan elkander gesmeed.