‘Om te beginnen ga ik een reis om de wereld maken en daarna zullen wij verder zien.’
‘O, als je middelen had om deze fantasie te betalen!’
‘De middelen zal ik vinden. 't Is niet mogelijk dat een verstandig mensch op zoo'n reis geen onnoozelen genoeg vindt om van te leven. Ik weet alleen niet, hoe ik van Parijs naar Havre zal komen, Frankrijk is zoo weinig schilderachtig.’
‘Ik zal zien je een vrijkaart voor den Westerspoorweg te bezorgen,’ zeide een kameraad, aan de redactie van een courant verbonden en vol vuur om een dienst te bewijzen, die hem niets kostte.
‘Je zou me verleiden! Maar dat is een gunst en ik wil mijn reis verdienen; ik ga te voet!’
Daar hij op zijn vestjeszak klopte, durfde men hem vragen:
‘Hoeveel heb je op zak?’
‘Ik zal 't u morgen zeggen, als ik mijn inkoopen heb gedaan.’
De inkoopen bepaalden zich tot een paar flinke schoenen, een rotting en een zak, waarin zich meer brood dan kleederen bevonden, en den volgenden morgen, zeide Jean, met zijn zak op den rug aan zijn vrienden, terwijl hij hun zijn geopende portemonnaie liet zien:
‘Dat is alles wat me overblijft, nog 12 francs.’
‘Je bent gek,’ riepen de verbaasde vrienden in koor.
‘Zij die voor gek doorgaan,’ hernam de philosoof, ‘zijn dikwijls de wijsten. Ik ga onder de menschen en ik zal hun zoo nuttig zijn, dat zij mij wat opbrengen.’
Maar al is men nog zoo'n wijsgeer, als men Parijzenaar is, heeft men altijd iets sentimenteels over zich en op 't oogenblik dat hij zijn vrienden verliet, die niet heel veel van hem hielden, maar die hij amuseerde, kameraden die hem bespotten om niet door hem veracht te worden, voelde hij dat hij aangedaan werd, maar dat was zijn laatste zwakheid vóór dat hij zijn kracht zou toonen, zijn laatste hulde aan zijn vaderland.
Van hun kant wilden zijn vrienden en kameraden hun deel hebben van deze eigenaardige reis om de wereld en stelden voor hem naar Rouaan te begeleiden om hem dit onbelangrijk begin van zijn tocht te bekorten. Hij nam het voorstel aan en stond hun toe voor hem te betalen, maar te Rouaan zeide hij hun goeden dag en legde te voet de 90 kilometer af die hem nog overbleven, zonder ergens anders dan in de open lucht te slapen, niets anders te eten dan de provisiën uit zijn zak en niets anders te drinken dan water.
In Havre aangekomen liet hij geen tijd verloren gaan, hij ging een kapitein opzoeken van een Amerikaansch schip en vroeg hem brutaal weg zijn recht op overtocht in ruil voor allerlei kleine diensten, die zich konden uitstrekken van het boekhouden tot het pianospelen; hij overblufte den zeeman door zijn vasten toon, verleidde hem door zijn overgroote oprechtheid en vertrok eindelijk gratis zonder zijn twaalf francs anders te hebben aangesproken, dan om op de kade voor het vertrek der boot een roos van tien centimes te koopen, die hij aan een Amerikaansche jonge dame bood, wie hij besloot gedurende de reis een weinig het hof te maken.
Hij was heel aardig gedurende den overtocht; in New-York aangekomen nam hij afscheid van de Amerikaansche als van een vervlogen droom, bedankte den kapitein, die van aandoening hem bijna de handen brak en hem aanbevelingsbrieven gaf. Trotsch over zijn eerste etape, zwoer hij plechtig dien avond nog een ligplaats te zullen hebben en een diner zonder te bedelen of zijn elf francs, negentig centimes aan te spreken; hij had overigens geen rozen meer te koopen, zijn offertje had hem geluk aangebracht, het te hernieuwen zou twijfelen zijn aan zijn ster.
Dien avond deed hij zijn intrede in een pensionaat om er Fransche les te geven en meteen om zich te volmaken in het Engelsch.
Wij vergaten te zeggen dat hij vrij goed Spaansch en Italiaansch kende.
Na acht dagen had hij een clienteele en kon zich voorzien van papieren boordjes en manchetten. Vast besloten zich niet te bezondigen aan aanteekeningen of reisindrukken, vond hij dit het eenige papier dat hem onontbeerlijk voorkwam.
Na eenige weken verliet onze reiziger New-York met geld genoeg om naar San Francisco te reizen. Hij had groote plannen voor deze stad, maar de natuur wilde zijn beproevingen vermeerderen.
In San Francisco werd hij ernstig ziek, verkwistte al zijn geld om tegen de koorts te strijden en liet zich bijna overwonnen naar een hospitaal overbrengen, zich een tijd lang overgevend aan de doktoren, zonder echter zijn besluit om te leven en verder te reizen op te geven. Zijn wil genas hem tegen de verwachting der doktoren. Gedurende zijn beterschap in het hospitaal, maakte hij kennis met een anderen herstellende, eersten stuurman van een Amerikaansch schip, dat reizigers naar Yokohama overbracht. Hij liet zich door dezen hospitaalvriend als hoofd van het dienstpersoneel aan het schip verbinden. Hij was zoo vol vuur en hij vroeg zoo weinig geld, dat men altijd gaarne van zijn diensten gebruik maakte.
Daar is onze Jean nu in Japan. Hij stelt zich voor aan een Fransch hotelhouder en biedt hem aan zijn kost te betalen door zijn diensten als tolk, vier talen sprekende. Men neemt hem aan, hij brengt de reizigers op hun gemak; hij heeft bij iedereen succes en daar hij als tolk diende, tusschen de Japansche kooplieden (de eerste der wereld) en de Italiaansche commissionnairs, wint hij in korten tijd zulk een ronde som, dat hij er verlegen door wordt. Hij wil geen schatten opzamelen en scheept zich in naar Hong-Kong.
Hier wordt hij in een club van Engelschen aangenomen als secretaris van den president. Hij herinnert zich, in zijn jeugd een goed biljardspeler te zijn geweest, hij organiseert wedstrijden, weddingschappen, en wint bijna ondanks zich zelf een belangrijken match.
De vrees om zich te verrijken en zich onderweg op