uit, en richt zich met koortsachtige haast in, vol vreugde, nu eindelijk in een stad grondeigenaar te zijn; deze vreugde wordt echter wel een weinig verstoord door de revolverschoten, die dicht in de buurt in hevige standjes gewisseld worden, welke geen politie onderdrukt.
Nauwelijks zijn er eenige uren verloopen, of ziedaar! op het eerste houten huis, met den grootst mogelijken spoed opgericht, verkondigt een reusachtig opschrift de opening van de ‘Bank van Perry-City’, werkende met een kapitaal van 250.000 francs, directeur T.K. Robinson, en kassier T.W. Tarron. De loketten zijn open, en de kolonisten stroomen toe, om hun geld te deponeeren. In dezelfde straat is reeds de drukkerij van de ‘Daily Times’ in werking; die van de Cherokee Sentinel is haar nog 40 minuten voor, en men betwist elkander de nog vochtige bladen. Er zijn reeds een menigte herbergen: men heeft namelijk onder tenten tafels geplaatst, en op de pooten leest men: thee, koffie, bier, sandwiches en koude lunch, evenals de prijzen der levensmiddelen. Bizonder hoog zijn ze niet; in den goeden tijd van San-Francisco heeft men heel wat anders gezien, en niemand vindt het dan ook te veel, als men voor een kop thee 2.50 francs moet betalen.
De nacht valt in, en deze herbergen vullen zich; niet zooals men denken kon, met een luidruchtige menigte, gereed tot iedere buitensporigheid bij afwezigheid van alle beteugeling, ofschoon de dronkaards en twistzoekers niet ontbreken; maar men heeft wel wat beters te doen dan te drinken, te spelen en pret te maken. Er zijn menschen van allerlei slag onder die menigte, maar de persoonlijke kenmerken worden overheerscht door eenen algemeenen hartstocht, de zucht tot speculeeren, den dorst naar winst. Allen willen nuchter blijven, niemand zich blootgeven aan de sharpers, harpijen, die op een oogenblik van dronkenschap loeren, om hun slachtoffer uit te schudden. Men voelt zich eigenaar en wil verstandig blijven. Men verkoopt, men koopt, men verwisselt van gedeelten, men voorspelt Perry-City een schitterende toekomst, men spreekt elkaar moed in, en eindelijk gaat men uit elkaar, niet om te slapen, niemand denkt er aan, maar om zijn vestiging te bespoedigen, zich op zijn stuk grond in te richten en te versterken, en er werkelijk en zichtbaar bezit van te nemen.
Welk een verandering dan ook den volgenden morgen met het aanbreken van den dag! Gisteren avond telde de stad nog slechts één houten huis, nu staan er reeds twintig. Mannen, vrouwen en kinderen hebben de Prairie-Schooners ontdaan van de genummerde planken, hebben ze opgesteld en in elkaar gezet op den netjes gelijk gemaakten grond, en hebben hun meubels ontpakt. Daarenboven zijn de koorden, die de grenzen aangaven, vervangen door houten schuttingen. Langs de straten is de afbakening regelmatig, de plaats voor het trottoir aangegeven, en de voorgevel der huizen, zelfs al zijn ze nog niet klaar, draagt in groote letters den naam van den eigenaar. Het is dan ook van veel belang, de teekenen van inbezitneming, van werkelijke bewoning te vermeerderen en daarvoor doet men in één nacht het werk van een week.
Den eersten dag: een bank, twee drukkerijen en een dozijn logement-restauraties. Al zou het ook in ieder ander land, wat de herbergen betreft, zoo gegaan zijn, men zou dit niet kunnen zeggen van de opening van een bank en de vestiging van twee dagbladen in een plaats, gisteren nog zonder inwoners. Inderdaad, zoo zij het allereerst verschijnen, dan geschiedt dit, omdat zij beantwoorden aan de eerste behoeften van den Amerikaan, en voor hem de kenmerkende teekenen der beschaving zijn. Daarna komen achtereenvolgens de anderen, en de opmerker, die ze naar hun verschijnen opteekent, kan uit die gegevens den algemeenen regel afleiden, op voorwaarde dat hij rekening houdt met de bizondere omstandigheden, aan die plaats verbonden.
Naar de uithangborden te oordeelen, zijn alle beroepen er vertegenwoordigd. Van geen enkel zijn er te veel, behalve van dat der makelaars in gronden, waarvan er steeds meer bijkomen. Hun beroep vereischt volstrekt geen kapitaal, het is in ieders bereik en dikwijls zeer winstgevend. Toch zal uit den aard der zaak slechts een klein getal kunnen slagen; de anderen geven het op en zoeken iets beters. De advocaten zijn talrijk; talrijk zijn ook de geschillen en het is hier voor hen dan ook een ware goudmijn. Ook de dokters en chirurgen ontbreken niet, voorzien van min of meer authentieke diploma's, en daar er menigmaal ongelukken gebeuren, zijn ze zelden werkeloos. Men ziet er dan ook bij den ingang van hun tent zitten, om dadelijk bij de hand te zijn en hulp te verleenen bij een dier tallooze twisten, waarin de revolvers een rol spelen en, in de zoo geoefende handen, zelden hun doel missen.
Dan de timmerlieden; iedereen is het een weinig in Amerika, maar goede werklieden worden nog met 50 francs per uur betaald. De landmeters; zij zijn steeds aan het werk en zeer gezocht. Twee bierbrouwerijen worden opgericht, maar het water ontbreekt en men boort putten. Ziehier nog kruidenierswinkels, kleedermagazijnen, winkels van wapenen en werktuigen, alles koopwaren, sedert weken op de grens van het vrijgebied opgehoopt, en die men in aller ijl aanvoert en uitpakt op het verworven stuk grond. Ziehier eindelijk het postkantoor, geopend en op orde en reeds geregeld in werking.
In één nacht zijn elf hotels verrezen; en hoe schamel ze ook zijn ingericht, men betwist er elkander de bedden. Morgen zullen er vijf en twintig zijn en toch zullen allen goede zaken doen. Ziehier de houtwerven: gedurende den nacht heeft men de wagens aangevoerd en leeg gemaakt; men heeft er de planken, eiken delen en leggers, de palen en latten uitgeladen; de klanten stroomen toe, de verkooper weet bijna niet naar wien te luisteren; zijn voorraad vermindert, maar zijn prijzen stijgen en zijn prijzen zijn booming prices. De boom is aan de orde van den dag. Men geeft met dit woord, ontleend aan het Amerikaansche argot, iedere onweerstaanbare neiging tot stijgen aan, door een toevallige oorzaak of door den uitslag eener