in het Indisch Secander Bourbonn genaamd, werd de gunsteling van keizer Jedanghir, die hem de erfelijke waardigheid verleende van gouverneur van het paleis der Begum en hem het belangrijke leengoed van Sigurh schonk.
De Indische Bourbons behielden hun hoogen rang aan het hof van Delhi tot in 1739, in welk jaar de Perzische Veroveraar Nadir Shah het noordelijke Indië onderwierp. De laatste gouverneur was Faradi Bourbon. Zijn zoon Salvador trok zich op zijn bezitting Sigurh terug, waar hij als souvereine vorst den titel van Nabob aannam.
Zijn opvolger Bhoba Bourbon werd in 1794 door den kapitein Jean Baptiste Fantôme, een Fransch Avonturier, onttroond, door een merkwaardige speling van het noodlot bijna op denzelfden tijd, dat zijn verwanten in Frankrijk ook van den troon werden gestooten. Korten tijd na het verlies van zijn vorstendom werd Bhoba Bourbon aan het hof van den Radjah vermoord en zijn zoon Shobar Bourbon vluchtte met zijn geheele familie naar het hof van den regeerenden vorst van Bhopal. De vizier Mohammed vertrouwde hem het bevel over de citadel toe en schonk hem, als erkenning zijner gewichtige diensten, aanzienlijke goederen als erfelijk leen.
In 1816 werd zijn opvolger Balthasar de Bourbon, Shakzahad Messiah, de christenvorst, eerste minister van het rijk Bhopal en twee jaren later, toen de Radjah plotseling stierf, regent van diens minderjarigen zoon. Hem had het kleine land een zeldzame vermeerdering van welvaart te danken. Van alle kanten door de Mahratten omsingeld, was Balthasar een der eersten, die zich bij de Engelschen aansloot.
Generaal Malcolm, die toen de krijgsverrichtingen in Malwa leidde, spreekt in zijn uitstekend werk over Centraal Indië met den hoogsten lof, over de degelijkheid en geestesgaven van Balthasar de Bourbon. Deze stierf in 1830 en liet zijn rechten en titel na aan zijn weduwe Elisabeth de Bourbon, genaamd Doulan Sirca, en zijn neef Bonaventura de Bourbon of Merban Messiah.
Toen Rousselet aan het hof van Bhopal vertoefde, was Elisabeth de Bourbon een hoogbejaarde vrouw, het hoofd der familie en werd door allen als vorstin geëerd. De nakomelingen van Jean de Bourbon vormden toen een klas van ongeveer 400 personen en voerden allen den naam Frantcis, een verbastering van Français, Franschman. De kleine gemeente had een eigen kerk, waarin een katholieke missionaris den dienst verrichtte. Rousselet beschrijft Elisabeth de Bourbon als een waardige oude dame, wier lichtbruin gekleurd gelaat vol uitdrukking duidelijk het Europeesche type verried. Zij toonde hem een oud wapen, dat nog van Jean de Bourbon afkomstig was en, hoewel slecht geschilderd, de lelies der koninklijke Bourbons vertoonde.
De Fransche reiziger hield het er voor, dat Jean de Bourbon een natuurlijke zoon was van den beroemden Connétable de Bourbon, die in dien tijd leefde. In elk geval was hij een man van buitengewone talenten, anders had hij aan het hof van den grooten Abkar, dat toen het schitterendste en meest ontwikkelde der wereld was, niet tot zulk een hoogen rang kunnen stijgen.