aan het huis Colloredo, dat nog in vollen bloei verkeert en welks erfgenamen met de Pruisische regeering in een millioenen-proces gewikkeld zijn.
De eene helft van het graafschap viel als Maagdenburgsch leengoed koning Frederik II van Pruisen ten deel, de andere aan Saksen, het geheele graafschap werd in 1815 met Pruisen vereenigd, dat de mijn tot volle ontwikkeling bracht.
In 1820 zijn 196.277 centenaars koper en 51.586 kilo zilver aan het licht gebracht. In het laatste jaar werden 88000 kilo zilver en evenveel koper gewonnen. Of de productie nog tot ver in de 20e eeuw zal reiken, hangt er van af of het zal gelukken de wateren van de Mansfelder meren van de onderaardsche gangen verwijderd te houden. Reeds is de mijn Otto III ondergeloopen; het bestuur heeft nu het Zoutwatermeer aangekocht en geeft aan den op omtrent 60 millioen kubieke meter geschatten inhoud van het meer een andere richting.
Men moet weten dat het water in de mijn Otto III van 1 tot 7 November 1893, bijna 14 Meter gestegen is, er is dus wel haast bij het in spel.
Wanneer het Zoutwatermeer en zoo noodig ook het Zoete Meer - als dit gevaarlijk mocht worden - wat nog niet zeker is - geledigd zullen zijn, zal het dreigende gevaar zijn afgekeerd. Men zal weer in de diepere lagen kunnen werken zonder dat er vrees bestaat voor een doorbraak van het meerwater, dat een groot verlies van menschenlevens zou kunnen veroorzaken. Dit is de meening van het Mansfelder Mijnbestuur, terwijl Dr. Willy Ule te Halle verzekert, dat de droogmaking van het Zoutwatermeer slechts een voorbijgaande vernieuwing van den arbeid in de ondergeloopen mijnen zal ten gevolge hebben; hij beweert te hebben ontdekt dat ook dan nog 120 tot 130 kubieke Meter water in de minuut er in zullen loopen. Ons schijnt deze beschouwing een weinig pessimistisch toe, maar - onder de oppervlakte der aarde zijn alle dingen mogelijk.
Een der mijnen, Lichtloch 81 genaamd, behoort tot de diepste der aarde en tot een der rijkste van de geheele mijnstreek, en de wijze, waarop zij ontgonnen wordt, is geheel op de hoogte der hedendaagsche techniek.
In deze mijn zijn 3000 mannen aan het werk, en wel 37 ambtenaren, 16 opzieners, 1600 leihouwers, 49 steenhouwers, 112 handwerkers, 329 voerlieden, 446 sleepers en jongens enz., dus een geweldige werkkracht.
De leihouwers zijn de mijnwerkers, die de lagen van lei, waartusschen de zilveren en koperen aderen loopen, doorslaan: de steenhouwers laten de steenen springen en maken de gangen; de sleepers en jongens brengen de door de voerlieden opgestapelde wagens met lei en erts naar den uitgang der mijn, vanwaar zij dan door een machine naar boven worden gebracht. Paarden worden bovendien nog voor het vervoer in de mijn bruikt.
De woningen der Mansfelder mijnwerkers zijn buitengewoon goedkoop, de huur bedraagt gemiddeld slechts 40 mark, bovendien heeft de Maatschappij omtrent een kwartier van iedere mijn een slaaphuis gebouwd, waarin 350 man gemakkelijk en met het oog op de gezondheid gunstige slaapplaatsen vinden. De huizen hebben bad- en waschkamers, luchtverversching en droogzolders; in elke der groote, ruime slaapzalen slapen 8 tot 12 man. Bovendien zijn een menigte familiewoningen voor de gehuwde arbeiders door de Maatschappij gebouwd.
Ook de levensmiddelen zijn niet duur; een pond vleesch kost per pond 60 penning (36 ct.), boter 70 en brood 9 penning (42 en 6 cent), goed bier per liter 25 penning (15 cent).
De Maatschappij heeft als werkgeefster, door stichting eener pensioen- en verzekeringskas, die zij van het begin rijk ondersteund heeft, zeer veel voor haar arbeiders gedaan; van een aandeel in de winsten hebben zij echter moeten afzien.
De concurrentie met onder veel gunstiger omstandigheden werkende Amerikaansche mijnen, is echter zeer groot, zoodat feitelijk met een verlies gewerkt wordt, dat per ton 7 Mark bedraagt; reeds voor een jaar werd er geklaagd dat de lage prijzen van koper en zilver een veel erger ramp dan de waterramp zijn; die lage prijzen worden veroorzaakt door de roekelooze concurrentie der Noord-Amerikaansche Vrijstaten, een toestand, die de bevolking zwaar drukt.
De verdiensten der menschen bij achturigen arbeidsdag bedragen 2.50 tot 4 mark en meer, dus gemiddeld 2.70 tot 2.90 mark. De jongens van 14 jaar verdienen 1 mark weekloon, vrije slaapplaats enz.
Laten wij nu eens in de mijn afdalen!
Nadat wij ons in de trapkamer hebben verkleed, lederen broeken en lederen buizen aangetrokken en den op een schippershoed gelijkenden mijnwerkershoed hebben opgezet, waaraan wij de lamp bevestigen, dalen wij tegen vijf uur in de mijn af.
De mand brengt ons binnen weinige seconden in een ontzettende diepte van 240 Meter; gemakkelijker kon Dante niet in de hel afdalen; wij zweven naar beneden op Zephirs vleugelen met een ‘Glück auf’ tot groet, dat weldra in de ingewanden der aarde een echo zal vinden. In de eerste laag maakt ons onze geleider opmerkzaam op de steenformatie, die uit verschillende aard- en steensoorten bestaat, als leisteen, kopererts, onreinheid en gips.
De lucht in de omtrent 1½ Meter breede en gemiddeld 2 Meter hooge, zorgvuldig gemetselde en gepleisterde en door ijzeren banden gesteunde gangen is voortreffelijk, de ventilatie uitstekend en in de luchtkokers ruischt en bruist de geketende lucht als de branding der zee.
Wij gingen weldra de dynamietkamer voorbij, waarin meer dynamiet is opgesloten dan noodig zou zijn om de geheele inrichting binnen de aarde te doen springen, naar de nog in bewerking zijnde dwarsgang in gips. Kort te voren had men daar een steen laten springen, de lucht was afschuwelijk; de kruitdamp, vermengd met de lucht van den stinksteen - zooals men het gips ook noemt - ontneemt ons bijna den adem; wij