regen, die de bevruchting verhindert, minder te lijden zouden hebben. Als derde eigenaardigheid der druivenplanten moet men hun vatbaarheid noemen om groote massa's vloeistoffen in zich op te nemen. Het ‘tranen’ van den wijnstok komt uit deze eigenschap voort en herinnert den plantkundigen daardoor onmiddellijk aan zijne neven, de cissussoorten der oerwouden, die als plantaardige waterbronnen den moeden wandelaar verkwikken.
Ondanks deze gemeenschappelijke kenteekenen kan men de wijngewassen toch door een rijke, innerlijke verscheidenheid van elkander onderscheiden. Hun is het, hoewel zij alle misschien van één ouderpaar afstammen, gegaan als den menschen. Bodem en klimaat hebben invloed op hen uitgeoefend en de familie in volken en stammen verdeeld, die zich over de geheele aarde verspreid hebben.
Op de Himalaya kronkelen zich nog tot op een hoogte van vier kilometer corinthenranken om de reusachtige denneboomen naar boven, en op Perzië's hoogvlakten groeit de beroemde wijn van Schiras, wien de dichter Hafis zijne liederen wijdde. Ook de wijndruiven van Oost-Indië, waarvan men vele soorten kent, zijn beroemd.
Afrika bezit in het Noorden eveneens heerlijke druiven, en zijne eilanden in het Noord-Westen (Madera) zijn als echte wijnstreken algemeen bekend.
Op de zuidelijke punt van Afrika, aan de Kaap, gedijen wijn- en bijna alle Europeesche vruchten- en groentensoorten. Evenzoo schijnen er ook in het binnenland druivensoorten te bestaan; ten minste verhaalt Livingstone van een wijnstok, dien hij in Angoli gevonden had en die knolvormige wortelen bezat. Hij gelooft dat door kruising en inenting of veredeling dezer inheemsche druiven van Zuid-Afrika een goed soort gewonnen kon worden, daar de buitenlandsche er meest alle ontaarden.
Op andere plaatsen slingert zich de wijnstok als liane in de tropische wouden en de banaanboom dient hem tot steun.
Amerika heeft ook een tamelijk uitgebreide wijnflora, en Leif, die omtrent het jaar 1000 na Chr., (dus omstreeks 500 jaar vóór Columbus) het ontdekte, noemt het Winland. In de dichte oerwouden van Missouri vindt men overal wild groeiende wijnstokken (omstreeks 9 soorten), die zich ook om hekken en omheiningen ranken, evenals bij ons de braambeziënstruiken.
De ingevoerde Europeesche wijnstok ontaardt daar weldra; daarentegen veredelt zich hier de wilde Katawba-wijnstok door zorgvuldige teelt.
Alleen in het goudland Californië heeft onze wijnstok goede uitkomsten opgeleverd; vooral hebben de vroegere zendelingen daar veel tot zijn verbouw bijgedragen. Reeds in het jaar 1863 bedroeg de wijnoogst 2,060,000 liter, ofschoon van de 3½ millioen toenmaals geplante wijnstokken een groot gedeelte nog geen druiven droeg. De vruchtbaarheid is daar minstens driemaal aanzienlijker dan in Noord-Europa.
In Frankrijk rekent men in goede jaren 5000 pond op een acre, terwijl een middelmatige oogst in Californië 13-15000 pond geeft. Geen druif bederft hier; alle komen tot rijpheid en verheugen het oog van den bewonderenden vreemdeling.
Ook naar Australië heeft men den wijnstok verplant en hem in Nieuw-Zuid-Wales en andere streken een nieuw vaderland gesticht.
Europa overtreft echter nog steeds alle wijnlanden der aarde; voornamelijk hebben Frankrijk en de landen om de Middellandsche Zee de grootste wijnteelt. Frankrijk alleen telt over de twee millioenen hectaren wijnland, die jaarlijks gemiddeld 71 millioen hectoliter wijn opleveren en een gezamenlijke waarde van 1,633,000,000 francs vertegenwoordigen. Een zesde der geheele bevolking hangt hier van den wijnbouw af en voedt zich door hem. Vooral zijn de druiven van Fontainebleau en Thomery beroemd en worden als de grootste délicatessen naar alle kanten verzonden.
Naast Frankrijk is Hongarije het grootste Europeesche wijnland, waarvan de jaarlijksche opbrengst op 170 millioen gulden geschat wordt. In Duitschland staan het Rijnland, Baden, Wurtemberg en Rijnbeieren in den wijnverbouw bovenaan; toch vindt men ook in het verre Oosten op sommige plaatsen veel verbouw, waarvan echter de resultaten niet gelijkstaan met die van de Rijnlandsche gewassen.
De opbrengst van den druivenverbouw over de geheele aarde wordt jaarlijks op 125 millioen emmers geschat, die een waarde van ongeveer 2000 millioen gulden vertegenwoordigen. Toch is deze schatting evenals alle andere in betrekking tot den wijn een hoogst wisselvallige, omdat juist bij de wijnteelt de oogsten zoozeer verschillen. Naar een berekening, die over tweehonderd jaren loopt, rekent men gemiddeld in 20 jaar 11 geringe wijnoogsten, die vooral voor de kleine wijnbouwers den grootsten nood met zich voeren. En waarlijk, wanneer men aan de vele toevalligheden denkt, die de hoop van een jaar kunnen vernielen, zoo zal men er zich niet over verwonderen, wanneer men in de Pfalz in plaats van druiven veel tabak plant, die regelmatige oogsten doet verwachten. Vorst en droogte vernietigen dikwijls het werk van een geheel jaar en brengen onbeschrijfelijk veel ellende aan, want de wijnberg is immers het eenige goed van den wijngaardenier.
Buitengewoon verschrikkelijk en letterlijk epidemisch treden dikwijls de zoogenaamde druivenziekten op. De eene ontstaat uit twee kleine rupsen, die de natuurvorschers Tinca Uvella en Tortrix Ambigua noemen. De andere heeft haar oorzaak in draad-paddestoelen, die bessen en bladeren met een blauwgrijze, melige zelfstandigheid bedekken en daardoor het bederven der bessen veroorzaken.
In den laatsten tijd heeft zich nog een nieuwe vijand van Noë's lievelingsgewas op schrikbarende wijze vertoond - de druifluis, phylloxera vastatrix. Zij stamt uit Amerika, van waar zij in het jaar 1863 moet overgekomen zijn, en treedt op zoo vernielende wijze op, dat reeds bijna de helft der Fransche wijnbergen haar ten offer gevallen is.
Tegenwoordig groeit de wijnstok op het noordelijke