De Huisvriend. Jaargang 1894
(1894)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 258]
| |
Zweedsche indrukken.
| |
[pagina 259]
| |
wordt opgediend, ziet men eerst in dat met een ‘smörgasbord’ niet te schertsen valt; in de meeste gevallen is het onmogelijk meer te eten en - het diner blijft onaangeroerd. Er zijn minder welgestelde lieden, vooral studenten, die uitsluitend leven van het ‘smörgasbord’. Het is niet duur en voor een en denzelfden prijs kan men er vrij brandewijn bij drinken. Daar men meestal het brood staande eet, heeft zich bij zulke smörgasbordtypen, door de veeljarige gewoonte een eigenaardige houding van het bovenlijf ontwikkeld, waardoor zelfs de bijzienden in staat zijn, zonder zich bepaald te buigen, den inhoud der schotels te monsteren. Wat overigens het soort van eten betreft, zoo is het in de goede hotels bijna ideaal goed; een hoogst aangenamen indruk maakt het ook, dat men vrij is bier te drinken, daar hier nergens de ‘wijndwang’ heerscht. In den spoorweggids vindt men de stations aangegeven waar men kan overnachten; alleen eenige treinen op de hoofdlijnen rijden des nachts door. Op zulke stations zijn dan, wanneer het plaatsje, hetgeen dikwijls gebeurt, geen andere hotels bezit, slaapvertrekken aanwezig, waarin men een matras huurt. Voor het toilet maken zorgen de Zweden meestal zeer goed. Geen Zweed zal een eetzaal binnentreden, voordat hij eerst de toiletkamer heeft opgezocht, waar alle toilet-benoodigdheden gereed liggen als: schoone handdoeken, borstels, kammen, zeep en - schrik niet lezer - zelfs tandenborstels voor algemeen gebruik. De op eenvoud gestelde vreemdeling kan met zijn dames in Zweden gerust derde klasse reizen, ten minste op de hoofdlijnen; voor de zijlijnen is dit minder raadzaam als men niet eerst nauwkeurig de aansluitingen bestudeerd heeft. Men kan zich, zooveel men verkiest, ophouden op het platform der wagons en geniet op deze wijze niet alleen de frissche lucht, maar heeft dan de beste gelegenheid om het land van beide kanten te zien. Voor de taal is het vooral in het binnenland geraden zich van een weinig kennis in de Zweedsche taal te voorzien; overigens komt men met Duitsch beter terecht dan met Engelsch en met Engelsch beter dan met Fransch. Zooals wij reeds zeiden is Zweden lang niet arm aan natuurschoon - Duitschland bijv. is er veel rijker aan - maar 't is vooral interessanter. Het land stijgt van de Oostkust naar het Westen, zoowat in den vorm van een schuin loopend dak, dat dan eindigt in een steil naar de zee neervallenden muur. Uit deze vlakte, die doorsneden is van vele kanalen en rivieren en verschillende binnenmeren en fjordachtige wateren bezit, verheffen zich hier en daar hoogten, die naar het Westen zeer indrukwekkende vormen aannemen. Het land is over het geheel zeer rotsachtig. Goed bebouwde streken breiden zich tusschen de rotsen uit, afgewisseld door uitgestrekte bosschen van dennen, pijnboomen en berken. De treinen rijden uren lang er door heen. De eenige sporen van menschelijke woningen bestaan uit de houten hutten der landbouwers, die met moeite een weinig akker- of bouwland ontgonnen hebben. Nu en dan vertoonen zich meren, door bosschen omgeven, met vriendelijke villa's te midden van tuinen en kleine steden. Komt men in vruchtbaarder streken, dan ziet men dorpen van rood-bruine huizen, rondom houten kerken met wonderlijk gevormde klokketorens. De huizen zijn zindelijk maar eentonig met hun vierkante vensters en gelijke kleuren. Zij liggen meest aan breede, ongeplaveide straten. Men ziet weinig opmerkenswaardige gebouwen, kasteelen, kerken of andere oude huizen; in grootere steden streelen mooie ‘Anlagen’ met goed onderhouden grasperken het oog. De inwoners zijn over het algemeen flinke, krachtige, koninklijke figuren met rijk, blond haar, een doorschijnende huid en blauwe of grijze oogen van wonderbaren glans; vooral de vrouwen zijn mooi. Het schilderachtigst verschijnen zij ons niet met moderne ballonmouwen en klokkenrokken, zooals men ze in de meest afgelegene stadjes ziet wandelen, maar in hun fraai nationaal kostuum, met den witten hoofddoek, gekleurde spencers en in de week bonte boezelaars, waaronder zich niet zelden ongeschoeide, door de zon verbrande voeten vertoonen. De mooiste tocht, dien men in Zweden maken kan - het bezoek aan Stockholm uitgezonderdGa naar voetnoot1) - is een kanaalvaart, waarmede men het bezoek aan Göteborg verbindt. Wanneer men met een der ‘Sond-stoombooten’, die geregeld tusschen Helsingborg en Kopenhagen varen, de reis maakt door den Sond, bevindt men zich in de beste gelegenheid om dezen tocht te maken. Helsingborg is trouwens veel beter dan de groote fabrieksstad Malmö er toe geschikt den vreemdeling een goeden indruk te geven van Zweden. Tusschen Helsingör en Helsingborg is de afstand tusschen de Zweedsche en Deensche kusten het kleinste. De haven van Helsingborg is prachtig, zoo grootsch dat men een stad van minstens honderd duizend inwoners daarachter verwacht en toch bevat Helsingborg slechts 20000 zielen. De eerste indruk is ook bepaald grootsteedsch; een breede strand-promenade, door groote nieuwe huizen omgeven, loopt parallel met de spoorbaan langs haven en zee; het station is ook zeer indrukwekkend en van daar uit begint een parkachtige aanleg, waar men achter het groen de gevels van bevallige villa's ziet schitteren. Alles is modern en elegant en vormt een levendig contrast met de ouderwetsche Deensche stadjes, men kan met veel genoegen een dag in Helsingborg zoek brengen, en van daar uit de vervallen vesting der stad ‘Kärnän’ bezoeken, vanwaar men een heerlijk uitzicht heeft over de Sond en de Deensche en Zweedsche kusten. Van Helsingborg spoort men naar Göteborg, de tweede stad van Zweden; het meest indrukwekkende der stad | |
[pagina 260]
| |
leeuwenschans bij göteborg.
haven van göteborg. is haar haven. De Göta-Elf heeft zich hier tot een reusachtige bocht verwijd, omringd door steile, naakte bergen en rotsen, waartusschen het bruist, sist, steunt en kermt, van de tallooze stoombooten, die er zich rendez-vous schijnen gegeven te hebben; de geheele linkeroever is een halve mijl lang bezet door schepen van alle landen en vlaggen. Geen wonder ook, Göteborg verzendt meer koopwaren, dan alle overige Zweedsche havens te zamen. Het inwendige der oude stad heeft niets merkwaardigs dan een standbeeld van Gustaaf Adolf II, dat merkwaardige lotgevallen heeft gehad. Het eerste afgietsel volgens het model van den beeldhouwer Fogelberg, leed namelijk op reis naar Göteborg schipbreuk en werd door Helgolander visschers gevangen genomen. Zij eischten zulk een hoogen losprijs voor den grooten krijgsheld, meer dan 200 jaren na zijn dood, dat de practische Göteborgers hem maar in den steek lieten en een nieuw, eenvoudiger gedenkteeken bestelden. Nu moet de gevangene Gustaaf Adolf zich in Bremen bevinden en het daar ook heel goed hebben. In de nieuwe stad biedt het Koningspark zeer aangename, lommerrijke rustplaatsjes den vermoeiden wandelaar aan. Verder heeft men er schouwburgen, goede restauraties en wellicht de schoonste straat van Zweden de ‘Kungspost Avenue’, geheel uit statige, moderne particuliere huizen bestaande. In een toekomststad kan men zich geen aangenamer woonplaatsen denken, dan die van de Göteborger aristocratie in de ‘Kungsports Avenue’. Behalve het stedelijk museum, vindt men in Göteborg nog vele particuliere galerijen, waarin men het beste vereenigd vindt wat de Zweedsche kunst in de laatste tien jaren heeft voortgebracht. Göteborg is moderner dan de modernste stad; de rijken doen niet minder voor hun eigen genoegen dan voor de schoonheid hunner woonplaats; zij zijn kunstlievend en ontwikkeld en steunen gaarne het talent door daaraan gelegenheid te geven zich ten volle te ontplooien. In weinige steden bijvoorbeeld vindt men zulk een meisjesschool als hier, waar de muren langs de trappen met monumentale, moderne frescoschilderijen zijn ver- | |
[pagina 261]
| |
sierd, die het kindergemoed indrukken van harmonie en schoonheid moeten geven en hun daarbij, zonder moeite, leeren, zich in de geschiedenis, de mythologie en de symboliek thuis te gevoelen. Waarlijk, waar de rijkdom zulke schoone vormen aanneemt en zich zoo nuttig en bemind maakt, daar kan men vrede hebben met het kapitaal en het beste voor de toekomst hopen van de rijk geworden democratie. |
|