De muis.
Over het algemeen heerscht er geen groote sympathie tusschen de vrouw en de - muis. Haar genegenheid gaat gewoonlijk veel meer naar de aartsvijandin van het kleine diertje, de poes. Onbegrijpelijk, die angst en afkeer, welke men voor het muisje voelt. Op zich zelf beschouwd is het toch zoo'n allerliefst diertje; vlug en bevallig in haar bewegingen, met guitige oogjes, aardige tandjes en eigenlijk alleen behept met ondeugden allen dieren eigen. Ja, zij is snoeplustig maar toch niet erger dan de kat, wie meestal allerlei lekkernijen worden voorgediend; maar wie denkt er aan, een menu voor de muis samen te stellen als zij haar eigen voedsel niet oploopt, waarbij zij even weinig acht slaat op het mijn en dijn als de kat of de hond. Niemand is er op bedacht, haar in den kost te nemen, zij vindt nergens haar tafeltje gedekt en is dus wel verplicht te snoepen en te stelen en daardoor soms het een en ander te beschadigen.
En toch is de haat tegen de muis algemeen; terwijl de kat tot de huisdieren wordt gerekend, beschouwt men haar als ongedierte; een muizenplaag wordt als een groote huiselijke ramp beschouwd, waartegen men zich met alle middelen wapent.
Arme muizen! Hun lot is niet benijdenswaardig; hoe aardig zij ook zijn, men ziet ze het liefst als zij in doodsangst opgesloten zitten in de val.
Zie dit jonge juffertje eens aan, dat er haar nachtrust aan opoffert om ademloos van belangstelling het onnoozele muisje te bespieden, dat langzaam maar zeker den weg des verderfs opgaat, hier voorgesteld door een muizenval.
Zij voelt zich onweerstaanbaar aangetrokken door den scherpen reuk van spek, dat zich daar ginds bevindt. Muisje heeft honger, Muisje houdt van een hartig stukje spek en heeft dat in lang niet geproefd. Misschien herinnert zij zich droevige verhalen, van ouders, zusters, broers, ooms en tantes, die, ook aangelokt door zoo'n lekker geurtje, een droevigen dood stierven. Zij strijdt lang maar ten slotte overwint de lust; wie weet! misschien hebben goede menschen hier zonder booze nevengedachten haar een extraatje willen bereiden, misschien legden zij het hier ook met een andere bedoeling neer.
Ach! wat zou dat nu? Even ruiken, even tippen en likken. Muisje nadert het noodlottige werktuig, dichter en dichter. Het kind houdt den adem in, haar oogen volgen het arme dier onafgewend.
Paf!