De Huisvriend. Jaargang 1894(1894)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Lenteavond aan zee. De gouden zon werpt hare purp'ren rozen, In d' afgronddiepe, witgekuifde zee; Haar avondkus doet blanke golfjes blozen... Een liefdedroom glijdt over 't dons der zee. De westwind waait en wuift den blonden duinen, Zijn nachtgroet toe, en zoent het kalme hoofd Der trouwe wachters van Oud-Hollands tuinen, Aan storm gewend, door zonnegloed gestoofd. En hoog in 't blauw, waar lichte neev'len dwalen Langs het kristal van Noordzee's koepeldak, Ziet 't zoekend oog de zilverblanke stralen Van d' avondster; een lamp die God ontstak. Nu 't licht des daags zijn laatste ademhalen Als vlammen strooid' op 't breede watervlak, En, stralensmoe, in 't golvenbed ging dalen, Waarover eerst zijn rozenbloedgolf brak. En aan het strand, daar zijn in 't zand gezeten, Twee die beminnen, zalig, hand in hand; Hun oogen peilen 't eind'loos, ongemeten'; Hun harten zijn nauw aan elkaêr verwant. Hij heeft het oog, het donker oog geheven Naar 't rozig grijs van 't scheem'rend firmament. Zij blikt omlaag naar 't wiss'lend beeld van 't leven. De stille zee in 't bruidsgewaad der lent'. En zwijgend, in hun zoete zielsverblijding, Verrijst de Toekomst voor hun starend oog, In zilv'ren wolk van heil'ge liefdeswijding - Een reuzenroos - van 't strand tot 's hemelsboog. Dan zinkt zijn blik om die van haar t' ontmoeten Nog zwevend' over 't wazig watervlak, En in haar oog, vol liefdevolle groeten, Ziet hij de lamp, die God voor hem ontstak Om d' aardsche weg met lichtglans te verheem'len Hij drukt haar hand, héél teeder en héél zacht... De witte rozen van de sterren weem'len Rondom hen neer, in plecht'ge lentenacht. G. HEUVELMAN. Vorige Volgende