Het wordt bij het kaoline gevoegd, omdat het bij het verbranden van het porselein tot een glazuur smelt, dat de tusschenruimte der poreuze porseleinmassa vult en tegelijk een gunstige aanhechtingsvlakte voor het latere glazuur vormt.
Nog donkerder, met schakeeringen in het bruin en violet, is de derde massa, die door het fijnstampen van kwartssteen gewonnen wordt. Het kwarts is dezelfde steensoort, die in zijn grootste zuiverheid als bergkristal algemeene bewondering vindt en in doorzichtigheid dikwijls met het beste glas wedijvert.
Daar onvermengd kaoline bij het vormen zeer gevoelig is voor drukken, bovendien bij het drogen zeer snel verdwijnt en gemakkelijk scheuren krijgt, zoo wordt het kwarts er bij gemengd om de porseleinmassa taaier en stijver te maken.
Alle drie massa's worden nog voordat zij samengemengd worden, tot brij gemaakt. Nadat nu kaoline, veldspaath en kwarts naar de vastgestelde verhouding vermengd zijn, moet het mengsel van het overvloedige water bevrijd worden om den noodigen samenhang te verkrijgen. Tot dit doel wordt de witte brij in vochtige zakken gevuld, waarvan het water afloopt. Na omstreeks vier uur heeft dan de massa den bepaalden graad van droogte bereikt en de porseleinmassa wordt nu uitgeschud en tot bollen gevormd, die in de kelders worden opgestapeld. Hier moeten de bollen dan minstens een jaar liggen, gedurende welken tijd zich een soort van gisting ontwikkelt, waardoor de porseleinmassa aan taaiheid en kneedbaarheid wint. Ook wordt de kleur in den kelder belangrijk donkerder, op sommige plaatsen zelfs zwart. In aanraking met de lucht gaat deze zwartheid langzamerhand weer verloren. De aldus bereide massa komt nu in de werkzaal. De porseleinmassa verschijnt nu eerst in de vormzaal, waar deze tot allerlei gereedschappen en voorwerpen gevormd worden.
De middelruimte der zaal neemt een hoog toestel in, dat geheel en al met gereedstaande vormen bezet is. Schotels, kopjes en kannen staan in verwonderlijke menigte bij elkander, allen met een grijsachtig voorkomen, dat hun door de nog overgebleven vochtigheid verleend wordt.
Het hoofdhandwerktuig van den porseleinvormer is de draaischijf, die nauwkeurig zoo ingericht is als de pottebakkersschijf.
Op een loodrecht staanden cylinder, die aan het ondereinde met een metalen punt in een pen rust, bevindt zich een tamelijk groote schijf; het boveneinde draagt een klein vlak, de schijf.
De vormer zit op een smalle, naar de schijf gekeerde zitbank en terwijl hij den linkervoet tegen een eveneens schuinloopende plank zet, begint hij met den rechter de schijf te draaien. Tegelijk heeft hij echter op de schijf nog een klompje van de porseleinmassa gezet, dat hij om het kneedbaarder te maken met water bevochtigt.
Onder voortdurend draaien der schijf vormt hij nu het klompje zoodanig, dat het tot een stompen kegel aangroeit. Nu drukt hij de duimen van beide handen in het bovenste gedeelte van den kegel, terwijl hij tegelijkertijd met de vingers op de zijvlakte drukt, en eer wij het nog merken, zakt de kegel in elkander, rondt zich tot een holte uit en zeer duidelijk vertoont zich reeds de vorm van een schoteltje. Met behulp van den maatvorm wordt aan het nu ontstane voorwerp de gewenschte grootte gegeven, dan het stuk met een dunnen koperen draad van den kegel afgesneden en op een vorm gedrukt.
Het schoteltje is echter nog veel te grof, er moet van zijn wanden nog een goed stuk verwijderd worden. Tot dit doel zet de vormer het schoteltje op den schijfkop en drukt een vorm, die de eene helft van de omtrekken van het schoteltje draagt, op de zachte massa. Hierdoor schuift hij ineens het overvloedige materieel er af, het schoteltje is schijnbaar klaar en wordt op den vorm te drogen gezet. De vorm blijft zoolang onder den schotel totdat de massa luchtdroog is en niet meer kan inkrimpen.
Op dezelfde wijze geschiedt de vervaardiging van schotels en ander vaatwerk. Behalve van het vormen op de draaischijf, bedient men zich ook nog van het gieten; daartoe wordt een vorm uit gips gebruikt, die uit twee deelen bestaat, van boven een opening heeft voor het ingieten en van onder een buisje voor het wegvloeien. De vorm stelt bijvoorbeeld een sauskom voor. Langzaam en voorzichtig, opdat de lucht voor de ingegoten massa uit den vorm kan wijken, vult de gieter de roomdikke porseleinmassa in den vorm, die buitengewoon sterke wanden heeft. Het gips zuigt het water uit de dikke massa op en maakt het nog dikker, zoodat, wanneer van onder de kraan geopend wordt, het overvloedige water wegstroomt en de verdikte wand in den vorm blijft zitten. Heeft de vorm een tijd lang gestaan, zoo neemt de gieter beide stukken voorzichtig uit elkander en een onberispelijke sausschaal komt te voorschijn.
De porseleinfabricage houdt zich echter niet alleen bezig met de vervaardiging van eenvoudige voorwerpen, maar zij heeft ook vooral in de beroemde Meiszner fabrieken en onder deze weder de koninklijke Manufactuur een afdeeling voor kunstvoorwerpen.
Hier wordt de arbeider reeds meer een kunstenaar; het mechanische werk houdt op en individueele zelfstandigheid treedt daarvoor in de plaats.
Beschouwen wij bijvoorbeeld den jonkman, die een candelaber van het versierende bijwerk voorziet. Wel zijn reeds de omtrekken en vormen in het groot aangegeven, maar hoe duidelijk komen onder zijn handen de arabesken en versieringen eerst te voorschijn, hoe weet hij de uitstekende gedeelten fijn uit te werken, scherpe kanten af te stompen en uit te wisschen en aan het geheel den teeren vorm van fijne sierlijkheid te geven.
En nu de oudere man aan zijn zijde. Vóór hem ligt een ruikertje prachtige rozen, op tafel staat een porseleinen lijstje voor photographieën, in de handen houdt hij een klompje porseleinmassa. Nu vormt hij, drukt, kneedt en perst, en langzamerhand ontwikkelt zich