Brandnetels tusschen de bloemen.
Geen genot zonder pijn, geen vreugd zonder smart, geen bloemen zonder - brandnetels.
Dat ondervindt het kleine paartje op onze plaat maar al te wel; zij zijn daar zoo moedig aan het bloemen plukken gegaan, die heerlijke, frissche veldbloemen; zusje draagt ze, broertje plukt ze af. Zij werken met een ijver, dat zij alles om zich heen vergeten, vergeten zelfs dat er brandnetels tusschen de bloemen verscholen zijn, totdat hij plotseling een gil van pijn geeft en het zusje hem verbaasd en medelijdend aanziet.
Die brandnetels steken zoo; zijn dik, poezelig handje is er heel rood en gezwollen van. Een goede les voor het knaapje, welke hij nu zeker lust noch tijd heeft ter harte te nemen; maar wie weet hoe hij later, wanneer hij onbezorgd de bloemen des levens plukt, eensklaps tot bezinning zal komen, als daar onverwacht een prikkel van wroeging of naberouw hem aan de brandnetels van vroeger herinneren zal!
Dan zal hij weder stilstaan en zich afvragen of de geur en kleur van duizend bloemen kunnen opwegen tegen de pijn, veroorzaakt door het steken van een enkelen brandnetel.