niet zoo gebruikt werden als de vorken tegenwoordig. Sedert dat keukenvorken gebruikt werden als spitten om geroosterde spijzen aan vast te houden is het mogelijk dat hooggeboren heeren en dames van deze tijden, die alleen deze voorwerpen bezaten, hun zilveren vorken gebruikten om hun brood er mede te roosteren bij het vuur der ontbijtkamer.
Daar is een enkel duidelijk bewijs van dat zij gebruikt werden om bijzondere onaangename of lastig te behandelen voorwerpen mede te hanteeren als geroosterde kaas, dat zulk een onaangenamen reuk van zich gaf, vochtig suikergoed of zachte vruchten, waarvan het sap de vingers kon bevlekken.
Een eenig voorval wordt verhaald van het gebruik der vork. op de 19e eeuwsche manier. Dit betrof een adellijke dame van Byzantium, die den Doge van Venetië had gehuwd en in die stad voortging op haar manier te eten, haar vleesch zeer fijn te snijden en het naar haar mond te brengen door middel van een vork met twee tanden Deze manier werd, volgens Petrus Damianus, in Venetië beschouwd als een bewijs van groote weelderigheid en buitengewone verwijfdheid. Het maakt het waarschijnlijk dat de gewoonte om met vorken te eten afkomstig is van het Byzantynsche hof en zich van daar naar Europa overplantte.
Eenige honderden jaren zouden nog eerst voorbijgaan vóór dat het in Europa burgerrecht verkreeg want deze Byzantynsche Dogaresse leefde in de 11e eeuw.
Het was de plicht der bedienden het vleesch met breede groote snijmessen te snijden op den schotel, waarvan de gast het afnam, met zijn vingers uiteenscheurde en dan naar zijn mond voerde. De nagels werden ook somtijds ter hulp geroepen als men het volgende gedicht mag gelooven:
Ongle, riche et précieux,
Ongle qui tranche, quand tu veux
Ongle qui en lieu de forcettes
A la belle sert de pincettes
Vleesch als het niet met het voorsnijmes gesneden was, werd met de vingers opgenomen. Het was de regel ten opzichte van andere spijzen, dat men de hand in den schotel moest steken, en altijd van denzelfden kant nemen, zoodat iedere gast zijn eigen plekje kon hebben om er iets uit te pikken.
Een welopgevoed man moest het met drie vingers er netjes uithalen en oppassen, wanneer hij het naar zijn mond bracht, zijn neus er niet mede in aanraking te brengen.
Erasmus, die zeer ervaren was in goede manieren, zeide in 1539: ‘Neem wat u aangeboden wordt of bied uw bord aan om het daarop te ontvangen. Daar zijn menschen, die nauwelijks kunnen wachten tot dat zij neer zijn gezeten om hun hand in den schotel te steken; men moet op het bord ontvangen al wat men niet met zijn vingers er uit kan nemen.’
De bisschop van Benevento schreef in 1544 een soort van handleiding der etiquette genaamd ‘Galatea’ dat in een Fransche vertaling door Jean de Tournay in 1598 uitkwam; onder anderen zegt hij:
‘Men moet zijn handen niet wasschen voor iedereen, maar in zijn kamer en niet in gezelschap. Desniettegenstaande, als iemand aan tafel zit, moet hij zijn handen wasschen in tegenwoordigheid van anderen, zelfs als het niet noodig is, zoodat zij die hun hand mede in den schotel steken, weten dat ze schoon is. Een wel opgevoed man’ gaat hij voort ‘zal zijn vingers niet vet maken, opdat hij het tafellaken niet bemorst, hetgeen onaangenaam is voor degenen die het zien. Het is ook niet zindelijk de vingers af te vegen met het brood dat men op het punt is te eten.’
De handelwijze van sommige menschen om alleen met handschoenen te eten, schijnt ons niet vreemd toe, bij het licht dezer feiten.
De verandering van vingers in vorken begon omstreeks het einde der 16e en het begin der zeventiende eeuw. Een bewijs daarvoor kan men misschien vinden in de lijst van het zilver van Gabrielle d' Estrees in 1599, die 20 vorken bevatte. Daar was een gezelschap van fatten aan het hof van Koning Hendrik III van Frankrijk, die zich onderscheidden door hun overfijne meeningen aangaande manieren en kleeding en Mignons werden genoemd. De koning, die een nieuw soort stijfsel had uitgevonden voor zijn kragen, sympathiseerde met hen. De manieren dezer vereeniging werden belachelijk gemaakt in een satyriek pamflet getiteld: ‘het Eiland der Hermaphodriten’ dat in de eerste jaren der 17de eeuw werd uitgegeven. De gewoonte van met vorken te eten werd daarin bespot en gewezen op allerlei ongelukken die konden gebeuren met hen, die niet gewoon waren aan het gebruik van dit werktuig en men vond het grappig, dat wanneer men zijn handen na het eten ging wasschen, deze niet vuil werden bevonden.
De gewoonte schijnt zich intusschen van Italië naar Duitschland, Frankrijk en Engeland verspreid te hebben. Een Engelsch reiziger verhaalt in 1611 dat hij het geraden achtte de Italiaansche mode te volgen om vleesch te snijden met behulp van een vork, niet alleen toen hij in Italië was, maar ook in Duitschland en zelfs nadat hij teruggekeerd was in Engeland. ‘De Italianen en ook vele vreemdelingen wonende in Italië’ zegt hij, ‘gebruiken een kleine vork als zij hun vleesch bij hun maaltijden snijden. Terwijl zij het met het mes snijden dat zij in de eene hand houden, drukken zij het vleesch flink in den schotel met de vork, die zij in de andere hand houden en iedereen die onnadenkend den schotel waaruit zij allen eten, met zijn vingers aanraakte, gaf bepaald ergernis en zou beschuldigd worden de goede manieren te overtreden.’
De vork kwam nog niet dadelijk algemeen in gebruik zelfs in de hoogere rangen. Heylus maakt er melding van in 1652 als iets dat door de fijn beschaafden gebruikt werd.
Lodewijk XIII nam de vork aan maar zijn vrouw Anna van Oostenrijk die opgevoed was aan het Spaansche hof, kon er zich nooit aan wennen en gebruikte altijd haar vingers ofschoon zij zeer trotsch was op haar mooie handen.