werd gemakkelijk verholpen. Zijn geestdrift voor zijn werk was zoo groot, dat zij zich mededeelde aan zijn vrienden en leerlingen en deze hielpen hem bij menigen nachtelijken rooftocht op de verlaten kerkhoven. Van alle kanten werden lichamen naar Padua gebracht; het gevaar was niet gering, want de lijken moesten onder stroo verborgen in Padua binnengesmokkeld, en van daar naar het huis van Vesalius of naar zijn houten amphitheater vervoerd worden. Dan nog kon de hoofdsamenzweerder niet vrij ademhalen voordat de huid gescheiden was van het lichaam en het lijk onherkenbaar op tafel lag.
Het was een leven vol verschrikkingen, dat Vesalius toen leidde, maar zijn werk was alles voor hem; het nam de plaats voor hem in, zegt hij zelf, van vader, moeder, vrienden, vrouw en kinderen, en zoo goed gelukte het hem lijken te verkrijgen, dat hij er dikwijls meer had dan hij kon ontleden en hij de overheden verzocht een executie uit te stellen, daar hij op 't oogenblik het lijk van een misdadiger niet noodig had.
Dag voor dag zag hij in hoe Galenus had gedwaald en hij wees deze fouten zijn studenten aan. De aandacht van geheel wetenschappelijk Europa was gevestigd op Padua en op het gedurige ontleden aldaar. Studenten van alle kanten en zelfs doctors stroomden toe om Vesalius te hooren spreken en te zien ontleden. Galenus, die tot nu toe voor onfeilbaar was gehouden, verloor alle vertrouwen en een bittere strijd ontstond er tusschen hen, die hem toch bleven aanhangen, en de volgers van Vesalius. Het kon niet anders of de hervormer stond aan de scherpste critiek en de heftigste aanvallen bloot, maar hij weerstond al zijn vijanden en gaf zijn boek in 1542 uit; het was versierd met vele houtsneden, door Calcar geteekend en ten onrechte aan diens meester Titiaan toegeschreven. Wij kunnen ons nu geen begrip meer maken van de omwenteling, die het boek van Vesalius in de geleerde wereld teweegbracht. De oudere geneeskundigen, die Galenus trouw gebleven waren, bewogen hemel en aarde om Vesalius te belasteren en de feiten, die hij aanhaalde, te loochenen. De jongeren daarentegen hingen hem met vurige geestdrift aan. De hoogste eer, die een dokter wenschen kon, werd hem aangeboden: de betrekking van lijfarts bij Keizer Karel V, toen op het toppunt van zijn macht; hij nam die onderscheiding aan en bracht het overige van zijn leven in Spanje door, eerst aan het hof van Karel V, later van diens zoon Philip II.
De aanvallen zijner vijanden werden niet tot zwijgen gebracht, integendeel; de Galenisten gingen voort hem verdacht te maken, en zoo verontwaardigd was hij over hun kwade trouw en halsstarrigheid om de waarheid der feiten, door hem aan het licht gebracht, te ontkennen, dat hij al zijn kopieën van Galenus verbrandde met de manuscripten van verscheidene boeken die hij geschreven had, en besloot nooit meer iets te schrijven.
Aan het hof werd Vesalius hoog geacht; de keizer vertrouwde hem ten volle en wij zien hem de hoogste waardigheidbekleeders van het Keizerrijk, legaten, gezanten, adellijken en bisschoppen behandelen; toen Hendrik II van Frankrijk in een tournooiveld gevaarlijk verwond was, zond koning Philip hem naar Parijs en ook werd zijn meening gevolgd bij het behandelen van Don Carlos, Philip's oudsten zoon, in 1561.
In 1559 vestigde Philip II zich voorgoed in Spanje en Vesalius volgde hem daarheen; ook daar werd hij met eerbewijzingen overladen, maar hij kon de ziekte niet van hemzelf keeren - hij werd ziek en scheen het sterven nabij. In zijn nood beloofde hij een pelgrimstocht naar Jeruzalem te ondernemen; hij herstelde en verkreeg in het begin van 1564 verlof van Philip naar Palestina te vertrekken om zijn gelofte te vervullen.
Deze tocht van Vesalius heeft aanleiding gegeven tot allerlei verhalen en onderstellingen; zelfs is er een legende door ontstaan, die van Vesalius onafscheidelijk schijnt.
Men verhaalt dan dat hij een Spaansch edelman behandelde en dat bij diens dood Vesalius, die niet zeker was over de oorzaak der ziekte, verlof vroeg van de naastbestaanden om het lichaam te onderzoeken. Dit werd toegestaan, maar toen de borstholte geopend werd, merkte men dat het hart nog klopte.
De familie, niet tevreden met Vesalius te beschuldigen van moord, bracht hem wegens lijkenschennis voor de Inquisitie en deze veroordeelde hem ter dood. Het was met groote moeite dat de overheid en zelfs de voorspraak des konings hem van dit wreede lot redde. Eindelijk werd hij vrijgesproken onder voorwaarde dat hij zijn misdaad zou boeten door een bedevaart naar Jerusalem en den berg Sion te ondernemen.
Het is echter zoogoed als bewezen dat er van dit verhaal geen woord waar is; nergens vindt men den naam vermeld van den edelman, wien het gebeurde, noch van de stad, waarin het vonnis uitgesproken werd. De Inquisitie kon hem niet veroordeelen, daar zijzelf verklaard had dat ontleden een zeer nuttig en lofwaardig werk was. De moord kon dus alleen door den wereldschen rechter worden gestraft, en nergens treft men een spoor aan noch van zijn rechters, noch van zijn beschuldigers. Bij een man van zulk een Europeesche vermaardheid als Vesalius moest zulk een proces toch ongetwijfeld het grootste opzien baren en vooral zijn vijanden met een vreugde vervullen, die zij niet konden verzwijgen, maar eerst vijftien jaren later treft men het eerste bericht over dit voorval aan en dan nog in zulke vage termen verhaald.
Toen dit verzinsel te onwaarschijnlijk bleek, verhaalde men dat Vesalius' reis naar Jerusalem een poging was om Spanje te ontvluchten na zijn noodlottige vergissing; de wijze echter, waarop hij zich tot zijn reis voorbereidde en Spanje verliet, logenstraft ook deze opvatting; bovendien schijnt het zeer onwaarschijnlijk, dat een man zoo bekwaam als Vesalius zulk een fout kon begaan; bij de eerste oppervlakkige insnijding had hij reeds moeten weten, dat de man niet dood was.
Anderen weer zeggen dat hij zijn vervolgers de Galenisten wilde uit den weg gaan, die zijn reputatie aan het hof benadeelden, maar ook deze stelling is onhoudbaar, want Vesalius toonde bij elke gelegenheid genoeg welk