De Huisvriend. Jaargang 1894
(1894)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdHet vertrek van Briseis.Het leger der Grieken lag gekampeerd voor de poorten van Troje, maar de overwinning volgde hen niet; bij duizenden en duizenden stierven de soldaten aan de pest. De opperpriester Calchas ondervroeg het orakel en kreeg ten antwoord, dat Apollo vertoornd zijn pijlen neerschoot op het Grieksche kamp. Zijn toorn immers was opgewekt door Agamemnon, zoon van Atreus, de koning der koningen en de opperbevelhebber van het leger der Grieken, die weigerde Chriseïs, de dochter van Apollo's priester, buitgemaakt bij een inval in Troje, tegen hoogen losprijs aan haar vader terug te geven. De krijgsraad gebood Agamemnon het meisje te laten gaan, maar hij weigerde op hoogen toon zijn aandeel in den buit af te staan. Achilles, de edele, rechtvaardige maar driftige held, bleef het hardst aandringen op de uitvoering van het bevel. Eindelijk gaf Agamemnon toe, maar onder voorwaarde dat hij Briseïs, de slavin van Achilles, in ruil zou ontvangen voor Chriseïs. Tevergeefs weerstond Achilles, die zijn gevangene lief had gekregen, het wreede besluit, maar eindelijk bezwijkend onder de overmacht, moest hij toegeven. Homeros verhaalt in zijn onsterflijken Ilias, hoe Agamemnon bevel gaf aan twee zijner dienaren het meisje uit de tent van Achilles weg te voeren: ‘Gaat nu heen naar de tent van Achilles den zoon van Peleus,
Neemt er de hand van Briseïs, bekoorlijk van wangen, en brengt haar.
Mocht hij ze weigren te geven, dan zal ik zelf ze wel halen,
Met veel meerderen komend; verschriklijker zal het hem wezen.
Alzoo sprekend zond hij ze heen, met dit dringend machtwoord.
Aarzelend, volgden zij 't strand van den nimmer vruchtbren zoutplas,
Tot z' aan de tenten en schepen der Myrmidonen kwamen.
Hem nu vonden zij bij zijne tent en het donkere vaartuig
Zittende, doch hen ziende, verheugde Achilles zich geenszins.
Zij ontroerden en stonden met eerbied stil voor den Koning.
Beiden verstoutten zich niet hem met woorden of vraag te bejegenen.
| |
[pagina 115]
| |
Maar hij vermoedde het wel in zijn geest en hegon met de woorden:
- Heil U beiden, herauten, de boden van Zeus en de menschen,
Nadert, aan u niet geef ik de schuld, maar wel Agamemnon,
Die u herwaarts zond om het meisje Briseïs te halen.
Nu dan, geleid ze naar buiten, het meisje, edele Patroklos,
Geef 't hun om mede te voeren, maar, dezen, zij zijn mij getuigen,
Bij de gelukkige goden en sterflijke menschen bezweer ik,
Ja, bij den grimmigen koning, indien er in later tijd eens
Weer de behoefte aan mij ontstaat, om van dood'lijk onheil
D'andren te redden...! - hij woedt toch voort in verderf'lijken waanzin
Niets ook kan zijn verstand doorzien, 't zij achter- of voorwaarts.
Hoe hij 't Achaische volk bij de vloot zal redden in 't slagveld.
Alzoo sprak hij; Patroklos, het woord zijns vrienden gehoorzaam,
Bracht uit de tent Briseïs, het meisje bekoorlijk van wangen,
Gaf 't hun mee en zij keerden terug naar de vloot der Achaiers.
Echter met onwil was het dat 't meisje hen volgde. Achilles
Zette zich snel van zijn vrienden verwijderd, en weenend ter neder.Ga naar voetnoot1)
Achilles klaagt zijn verdriet aan Tetis, zijn moeder, die nu van de goden verkrijgt, dat de Grieken niet zullen zegevieren vóórdat haar zoon voldoening heeft ontvangen. Wrokkend blijft Achilles in zijn tent, hoewel de eene nederlaag na de andere zijn wapenbroeders treft en den Trojaanschen overwinnaar Hector niets weerstaat. Eindelijk geeft hij zijn vriend Patroklos verlof den Trojaanschen held te bestrijden. Ook Patroklos wordt gedood en nu kan niets Achilles meer weerhouden. Hij grijpt naar zijn wapenen, snelt ten strijde, verslaat de Trojanen, velt Hector neer. De toorn van Achilles en de daaruit ontstane rampen vormen het onderwerp van het wereldberoemde heldendicht ‘de Ilias’ door Homeros. |
|