De Huisvriend. Jaargang 1894
(1894)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
aardsch bestaan heerschen, schiep het symbool, een brug, die van het stof tot de sterren voert. Wat nu de kinderlijk naïeve zin in zijn eenvoud gevonden
indisch.
heeft, dat siert nog altoos ons leven; nog heden vergezellen symbolische handelingen, als een kenmerk onzer hooge bestemming, onzen levensweg van de wieg tot het graf. In de symbolen verbergen wij ons idee, daarin zien wij de belichaming van onze verwachtingen, onze wenschen en beloften. Den rijkdom der gewaarwordingen, alles wat den menschen groot en onuitsprekelijk toeschijnt, omkleeden zij naïef en poëtisch met sprekende en vermanende zinnebeelden, en hoe hooger het zieleleven van een volk staat, hoe diepzinniger en rijker zijn zinnebeelden; tot de belangrijkste daarvan behoort de ring, voor ons hedendaagsche menschen nog steeds het zichtbare teeken van liefde en huwelijk. Uit een heilig drietal bestaat het symbool des huwelijks: krans, sluier en ring. De krans van mirten en oranjebloesem is het teeken der reine jonkvrouwelijkheid, de sluier het symbool der wijding; daaronder wordt de geheimzinnige verandering volbracht, die de bloem tot vrucht, de maagd tot vrouw laat worden; de ring echter beteekent het rechtmatige en zedelijke bezit. De krans verdort, de sluier vergaat, de vergankelijke stoffen, waaruit beide bestaan, prediken de vergankelijkheid van al het aardsche; de ring echter, uit onvergankelijk goud gesmeed, is onveranderlijk als de echte en de ware liefde, die den band voor tijd en eeuwigheid gesloten heeft. De ring siert den vinger, maar hij vermaant ook de hand, die hem draagt, de beloofde trouw te bewaren. De ring is een cirkel, hij heeft begin noch einde, hij is het beeld der eeuwigheid; de slang, die zich in den staart bijt, is zijn oorspronkelijk beeld, evenals de wentelende zon, die het jaar vormt, vanwaar de Romeinsche naam Annulus voor ring. Het jaar omsluit in onafgebroken terugkeer den tijd; het verbindt dagen, weken, maanden, geen minuut kan er aan ontvallen. Het ongeduld vermag niets op den voortwentelenden tijd, vandaar is ook de ring het zinnebeeld der onderwerping of berusting. Ter herinnering aan zijn onderwerping - zoo verhaalt de Grieksche mythe - werd Prometheus gedwongen een ijzeren ring aan den vinger te dragen, met een stukje van de rots, waaraan hij eens was vastgesmeed, om nooit zijn onderwerping en straf te vergeten. Het oorspronkelijke vaderland van den ring is zonder twijfel Egypte, waarin alle zichtbare verschijningen en alle bovenzinnelijke beschouwingen wortelden; hun zinnebeeld was de ring, een sieraad dat door alle klassen der bevolking met gelijke voorliefde gedragen werd. Het materiaal der oud-Egyptische ringen, die in groot aantal nog voorhanden zijn, is: goud, zilver en bijna alle onedele, toenmaals bekende metalen; bijzonder gelief koosd waren bij het volk gekleurde, verglaasde aarden ringen, die gedeeltelijk als zegelring optreden, nog meer echter het beeld van een oog in reliefwerk dragen, het ‘mystieke oog’, waaraan de kracht toegeschreven werd, tegen den boozen blik te beschermen. Zeer gezocht waren ook in Egypte zegelringen met verdraaibare medaillons, de naar binnen gedragen zijde voorzien van een hyrogliefen-inschrift, de buitenste van een heiligen kever (scarabaeus), hetwelk eveneens een beeld van den terugkeer der zon beteekent. De ring zelf is meestal van goud; de medaillons zijn uit edelgesteenten of halve edelgesteenten gesneden; zeer gezocht was amethyst, zeldzaam en kostbaar: lapis lazuli. Een Aethiopische koningin, die omstreeks den tijd van Christus leefde, bezat een bijna modern uitzienden ring, van massief goud, met een gestreepten, edelen steen, waarop een symbolisch beeld stond. Of de ring den Egyptenaren reeds een zinnebeeld van het huwelijk was, weten wij niet, maar dat hij een teeken van liefde was, bewijst een ringsteen van prachtig donker amethyst, die zich in het Berlijnsche museum bevindt. Het hyrogliefen-inschrift luidt:
grieksch.
‘Der Huisvrouw - Nefrkehat - De veelgeliefde.’ Een duizenden jaren oud getuigenis van teedere huwelijksliefde, tevens een bewijs voor de plaats der vrouw bij de Egyptenaren. Bij de Grieken was de ring sedert overoude tijden | |
[pagina 110]
| |
een geliefkoosd sieraad. Of hij op de een of andere manier in betrekking stond tot het huwelijk is eveneens onbekend; dat hij echter ook voor hen een symbool van hooge beteekenis was, daarvoor getuigen de vele antieke sagen, waarin de ring een groote rol speelt. Van den hoogontwikkelden smaak voor vormen getuigen de talrijke nog bestaande Grieksche ringen. Het oudste stuk is een in Mysene gevonden gouden zegelring, waar in het schild een offertooneel is gegraveerd, dat uit de 12e en 13e eeuw vóór Christus afkomstig is (de tweede op de afbeelding van links). Hierop volgt de bronzen ring (No. 1), die van omstreeks de 8ste eeuw vóór Christus afkomstig is. Uit de 6e eeuw v. Chr. moet men den gouden ring No. 3. doen dagteekenen, die het beeld eener zwaan draagt. Het
romeinsch.
zegel van den eveneens gouden ring No. 4 vertoont een Hercules, die op zijn knods steunt, uit de 4de eeuw vóór Christus. Tot denzelfden tijd behoort ook No. 6, terwijl de sierlijke slangenring (No. 5) uit de periode van den hoogsten kunstbloei stamt; over de beteekenis van den ring bij de Romeinen weten wij reeds veel meer. Plinius verhaalt, dat de standbeelden der Romeinsche koningen Numa Pompilius en Servius Tullius ringen aan de vingers droegen als teeken des vredes - zij waren vredevorsten - en der godenvereering. Ten tijde der republiek droegen alle vrije burgers vingerringen als teeken van vrijheid, maar ook van onderwerping tegenover de goden. Geen slaaf mocht een ring dragen. De ringen uit den oudsten Romeinschen tijd waren van ijzer; later, toen de weelde steeg, droegen senatoren en ridders gouden ringen; den Plebejers was het dragen van gouden ringen slechts na gevraagd verlof toegestaan. In de Romeinsche catacomben, deze toevluchtsoorden van den eeredienst en de begrafenis der eerste Christenen, werden tallooze ringen, meest van ivoor gewerkt, gevonden, ook zulke waarbij de greep van den sleutel in ringvorm gewerkt is, evenwel zoo dat de sleutel loodrecht tegen den vinger ligt. Dezen ring droeg gewoonlijk de huisheer of het hoofd der familie; hij was het teeken van onaantastbaar gezag. In geen geval kan men uit de gevonden ringen in de catacomben het besluit trekken, dat deze sleutelringen een oud Christelijk symbool waren, want men heeft dezelfden ook op andere plaatsen, onder anderen in Pompeï gevonden. De Romeinsche mannen en vrouwen droegen den ring, zooals reeds gezegd is, aan den ringvinger van de linkerhand, zooals het schijnt om dezen vinger, die den geneeskundige heet, te bekronen, daar men geloofde, dat door hem een zenuw of ader ging die rechtstreeks van het hart kwam. Dezelfde meening was ook bij de Egyptenaren verspreid. Wat de herhaaldelijk gevonden oude ringen beteekenen, waarvan het schild den vorm eener voetzool draagt, zoo valt er wel niet aan te twijfelen, dat ook hier mede de inbezitneming en wel op zeer aanschouwelijke manier mede uitgedrukt is, daar het in de oudheid gebruikelijk was den overwonnelingen den voet op den nek te zetten. Zooals de ring van den vrijen man zijn afhankelijkheid jegens de goden beduidde, zoo beteekent die, welken de Russische mannen hun vrouwen geven, haar volle inbezitneming, haar onderwerping. Dat wil zeggen, de vrouw komt tegenover den man in dezelfde verhouding als die, waarin de vrije man tot de goden staat. De bruid of vrouw draagt den ring aan den ringvinger der linkerland, die zich met het aannemen daarvan aan den man verpandde, verloofde. Of deze verloving reeds voorgoed bindend was, kan men niet met zekerheid vaststellen, hoewel paus Nicolaas, die in 860 een nauwkeurige beschrijving gaf van de Romeinsche huwelijksgebruiken, bericht, dat eerst op de verloving door den ring het huwelijk volgde. Maar daarmede is niet gezegd, dat reeds de verloving volstrekt bindend was. Zoodanig was ook het gebruik van den ring bij de Joden in den Romeinschen tijd; de bruidegom stak der bruid den ring aan den vinger, waardoor zij met hem verloofd werd en van de macht des vaders in de zijne overging. Romeinsche ringen uit den keizerstijd vertoonen onze afbeelding. Het zijn, op één bronzen ring na (No. 4 van links), zeer kostbare stukken, meesterwerken van oude kunst, die zich allen in het Berlijnsche Museum bevinden. | |
[pagina 111]
| |
Bewondering en verwondering wekt vooral het monster No. 3 op; het materiaal is van massief goud, het schild draagt een camee van wondervol werk, een der schoonste voorbeelden van steensnijkunst. Da steen is een kostbare sardonyx; het beeld stelt een Medusahoofd voor. Deze ring behoort tot het Augustijnsche tijdvak en werd bij Pedecia gevonden. Een waar monster is ook de uit bergkristal gevormde ring No. 5, en er behoorde een goede hoeveelheid ijdelheid toe om het ongemak er voor over te hebben; zijn ontstaan moet in den laatsten keizerstijd worden gesteld. Van veel grooter smaak getuigen No. 1 en 2. De ring is van het fijnste goud en uitgezochten arbeid; de steen, een smaragd, vertoont het beeld van Minerva; het werk behoort thuis in de eerste eeuw vóór Christus. Een kostbaar stuk is ook No. 3. De ring zelf is eveneens van goud, het goud zonder eenige verdere kunstmatige bewerking, alleen de gesneden steen, van sardonyx, versierd met een tweespan en een Nike (overwinning) van hooge kunstwaarde en schoon grieksch werk. De bronzen ring No. 4 was het onderscheidingsteeken van een beambte; hij is geheel glad en kleurloos en draagt de bekende teekenen van den Romeinschen Senaat: S.P.Q.R., die ook de legioenen op hun vaandel in alle oorden der wereld droegen. Een joodschen verlovings- en trouwring uit de middeleeuwen vertoont onze nevensstaande afbeelding. De ring draagt hebreeuwsche teekenen en het model van een gebouw, den tempel van Salomon voorstellend. Dergelijke ringen zijn tot nu toe nog bij oudgeloovige Israëlietische families in gebruik. In vroegere tijden was het bij de Joden gewoonte, dat de bruidegom in tegenwoordigheid van twee getuigen, nog vóór het huwelijksformulier uitgesproken werd, den ring aan den vinger der bruid stak en zeide: ‘Behoud hem, gij zijt mijne uitverkoren vrouw volgens het voorschrift van Mozes en Israël.’ Bij de Israëlietische huwelijken is het gebruikelijk dat de ring een hoogst aanzienlijke waarde vertegenwoordigt; de Rabbijn moet hem bezichtigen om er de waarde van te kunnen vaststellen. Ook moet de trouwring onbestreden eigendom zijn van den bruidegom, die hem noch als geschenk ontvangen noch leenen mag. Eerst als dit alles vastgesteld is, mag hij hem aan den vinger zijner
etruskisch.
vrouw steken. Of het oud-Italiaansche volk der Etruskers den ring evenals de Romeinen gebruikte en beschouwde, of andere gewoonten had, kunnen wij niet beslissen; zooveel schijnt zeker, dat hij hier, evenals bij de Romeinen, alleen aan de vrouw gegeven werd als teeken der inbezitneming. Opvallend is het
oud-joodsche trouwring.
dat in Italië de Egyptische zegelring met beweegbaar schild meer voorkomt. Het schild No. 1 draagt op de achterzijde nog volgens oud-Egyptisch model de scarabaeus; wel is waar in naturalistischer vorm en volmaakter arbeid, terwijl bij No. 2 aan de achterzijde de beeltenis van een leeuw voorkomt. Beide ringen zijn van goud en stammen waarschijnlijk uit de 4e en 5e eeuw vóór Christus af.
Door het verspreiden van het Christendom onder de Europeesche volken werd het gebruik van verlovingsen trouwringen overal met de Christenen tegelijk aangenomen en ingevoerd. Was tot nu toe aan de gift van den ring door den bruidegom aan zijn bruid, de gedachte der vastketening, de inbezitneming verbonden geweest, zoo zien wij nu in de middeleeuwen een beteekenisvolle verandering plaats hebben; in plaats van de zuivere juridische beteekenis, komt nu de romantische, in de plaats van het recht, de liefde. De verplichting is een wederzijdsche en de dubbele gave van den verlovingsring was het natuurlijke gevolg der veranderde levensopvattingen; bruid en bruidegom ruilen met elkander bij de verloving de ringen als teeken van de hen verbindende liefde, ook als teeken van het nu aan beide kanten bestaande recht. Met de wederzijdsche gave der ringen was ook de wederzijdsche verplichting ingetreden. De gebruiken, die daarbij in acht werden genomen, waren verschillend, al naar de landen; zoo verhaalt o.a. het oude Wetboek de ‘Sachsenspiegel’ dat bruid en bruidegom als teeken hunner vereeniging de ringen in de hoogte houden. Hoe hooger in de middeleeuwen de vrouwenvereering stijgt, hoe rijker aan beteekenis de ring wordt als liefdespand, waarvan onze oude minnedichters een welsprekend getuigenis geven. Waar in de ‘Gudrun’ huwelijken voorkomen, wordt steeds de wederzijdsche wisseling der ringen geschilderd; daar heet het onder anderen ‘jedweder dem andern das gold stie an die hant.’ Er was dus in zooverre een verandering gekomen dat met de wisseling van de ringen niet de verloving, maar het huwelijk gevierd werd. Het verloop der ceremonie was het volgende: De priester kwam naar het in het schip der kerk staande bruidspaar, waarover hij driemaal het teeken des kruises maakte, hun brandende kaarsen in de handen gaf en voor het altaar voerde. Na het uitspreken der | |
[pagina 112]
| |
trouwbelofte volgde een gebed en hierop het aan den vinger steken van den trouwring. In den regel werden een gouden en een zilveren ring op het altaar nedergelegd. De priester nam eerst den gouden ring, maakte daarmede het kruisteeken over het hoofd van den bruidegom en stak dien aan zijn rechterhand, waarop driemaal het zegenformulier werd uitgesproken. Hetzelfde geschiedde met den zilveren ring der bruid. Hierop volbracht de bruidsjonker de verwisseling der ringen, waarna de priester het symbool der ringen verklaarde. Deze beteekenden zon en maan; zoo moet de bruidegom der bruid licht geven, en evenals beide gesternten afwisselend den hemel beheerschen, zoo moet ook in het huwelijksleven recht en heerschappij wederkeerig zijn. Dergelijke gebruiken hebben zich in de Grieksch-Katholieke Kerk tot op den dag van heden bewaard. Bij de Groot-Russen wordt in de kerk of in het huis de verloving gevierd; onder gebeden en bewierookingen reikt de pope den verloofden de ringen en voert het paar, nadat de ringwisseling heeft plaats gehad, driemalen om een bidstoel. Dat is een uitzondering op den algemeenen regel, waarbij de feestelijke wisseling der ringen aan het verlovingsfeest verbonden werd. Evenzoo geschiedt de wisseling der ringen bij de Rumeniërs; alleen heeft deze bij het huwelijk plaats. Ook voorbeelden van eenzijdige ringovergave zijn behouden gebleven, bijv. in Bosnië; daar legt in het huis van den geestelijke de bruid een doek, en de bruidegom een ring en een geldstuk op tafel, waarna de priester den bruidegom den doek, de bruid echter ring en geld gebiedt op te nemen. Een handeling, waarin de oude symboliek van den bruidskoop wordt voortgezet. Onopgelost blijft alleen de vraag wat de gave van den doek te beteekenen heeft, die ook nog op andere plaatsen bijv. in Genua gebruikelijk is; ook daar geeft de bruidegom der bruid bij de verloving den ring en behoudt daarvoor den doek. In de steden langs de Noordzeekust was het vroeger gebruik, dat de bruidegom der bruid op den verlovingsdag in plaats van een ring een kostbaar muntstuk, ‘echte’ genaamd, gaf, tot teeken dat de gesloten bond echt is, een gebruik, waaraan eveneens de oude bruidskoop ten grondslag ligt en die zich nog op menige plaats bewaard moet hebben. Bij de niet-christelijke volken zijn de verlovings- en trouwringen onbekend; zoo geeft bijv. bij de Mahomedanen de bruidegom in plaats van den ring zijn uitverkorene de ‘Maschkass’, een vierkant amulet van zuiver goud, dat het meisje als teeken zijner belofte om den hals draagt. Ook in Indië wordt door de vrouwen als teeken van het huwelijk een klein amulet gedragen, dat uit aan elkander geregen bonte kralen bestaat en zoowat den omvang heeft van een armband, maar toch moet een weinig goud, al is het ook slechts een zeer klein stukje, daarmede verbonden zijn. Merkwaardige ringen zijn nog de amuletring uit de 15de eeuw, die in het midden van deze eeuw in Engeland gevonden werd en ten doel had zijn drager tegen allerlei ongemak te beschermen. In het midden bevindt zich de afbeelding van den verrezen Christus, omringd door inschriften en de heilige vijf wonden, waaruit bloeddruppels vallen. De groep Indische ringen bevat de stukken: a) gouden ring van een Brahmaan, b) een spiegelring, zooals hem de Indische vrouwen op de duimen dragen, als noodzakelijk hulpmiddel voor het toilet; c) eindelijk een zilveren ring, dien de Mahomedaansche vrouwen van Indië aan den pink dragen. Hoogst merkwaardige ringen zijn de trouwringen van Luther met Catharina van Bora; die, welken Luther droeg, is een zeer origineele dubbele ring, uit twee gelijke helften bestaande, welke onafscheidelijk aan elkander verbonden zijn, een symbool van de onoplosbaarheid des huwelijks. De ring van Catharina Bora is een dier ‘passionsringen’, zooals zij in het begin der 16de eeuw zeer gezocht waren. Hij vertoont in hoog werk de gestalte van Christus aan het kruis, omgeven door de folteringen der kruisiging. Van binnen zijn de namen van het paar en de datum hunner bruiloft (13 Juni 1525) er in gesneden. Den fijn bewerkten gouden ring siert een prachtige robijn. |
|