aangezien zij dag en nacht bij elkander zijn opgesloten en niets anders te doen hebben; maar het duurde een heelen tijd vóór ik er achter kwam waarom zij onophoudelijk verliefd raken. Dit komt omdat zij geen beweging maken, behalve nu en dan een toertje in een gesloten rijtuig.
Gij hebt er nooit van gehoord dat een trapezekunstenaar, of een Sterke Man verliefd wordt; dat komt omdat zij al hun genegenheden afwerken met hun spieren; aan den anderen kant is de Dikke Dame, die niet de minste beweging maakt, altijd verliefd en dikwijls heel erg ook. Natuurlijk hoe meer zij verliefd raken, hoe meer zij twisten, en daar gaat nauwelijks een dag voorbij zonder dat ik wel twee of drie van hen moet kalmeeren of dreigen met hen op te sluiten, totdat zij ophouden elkander scheldwoorden en stoelen naar het hoofd te werpen.
Den volgenden dag adverteerde ik mijn Tweehoofdig Meisje, en toen het avond werd, was het huis over gevuld. Ralph Waldo Emerson had niet beter kunnen trekken. De allerbeste kringen van Boston kwamen om het Tweehoofdige Meisje te zien, en meer vrouwen met lorgnetten en brillen en spitsneuzen kwamen in het spel dan ik nog ooit te voren gezien had in mijn loopbaan. De mannen en vrouwen stonden een uur lang voor de sofa, waarop het tweehoofdig meisje zat en redeneerden met haar over haar ziel, hetgeen, daar haar ziel niet tentoongesteld was, mij een tijdverlies toescheen.
Zij beweerden op de een of andere manier, die ik niet begrijp, dat het meisje iets te doen had met philosophie en dat haar twee hoofden iets bewezen, wat mijnheer Emerson placht te leeraren.
Gij hebt gehoord van mijnheer Emerson, natuurlijk. Hij was wat zij noemden een philosoof en hij trok meer volk dan eenige rariteit of primadonna die ooit Boston bezocht. Ik ging eens om hem te hooren lezen, maar kan niet zeggen dat ik 't zooveel bijzonders vond. Maar dit zijn mijn zaken niet, hoewel er een tijd was dat ik er in allen ernst aan dacht hem een mooi aanbod te doen om met mij samen te werken.
Er bestond niet de minste twijfel over het succes van het Tweehoofdige Meisje. In de eerste week ontving ik tweehonderd dertig dollars meer dan ik ooit van te voren in mijn leven verdiende. Het museum was overbezet des daags en des avonds, en elke moeder in Boston bracht haar kinderen en vertelde hun dat het Tweehoofdig Meisje de een of andere groote zedelijke les leerde en dat zij moesten trachten haar na te volgen of vermijden haar na te volgen, of anderen onzin van dat soort.
Ik heb nooit beweerd zulke dingen zelf te verstaan. Ik ga niet om met monsters om lessen van zedelijkheid van hen te ontvangen; als ik die noodig heb zal ik naar de Zondagschool gaan en ze daar krijgen, in plaats van mij te vernederen monsters te verzoeken mij lessen te geven.
Het Tweehoofdige Meisje, zooals ik in den beginne zeide, was een Laplandsche en kon niets anders spreken dan Laplandsch. Zij was omstreeks een maand bij mij geweest toen op zekeren avond nadat de voorstelling gesloten was en zij aan hun souper zaten ik tot mijn verbazing een der hoofden tot het andere hoorde zeggen:
‘Als je dat nog eens durft zeggen, juffrouw, zal ik je de oogen uitkrabben.
Hola!’ riep ik, ‘ik dacht dat geen van jelui Engelsch kon spreken.’
Het meisje bloosde een dubbelen blos op alle vier haar wangen en zeide:
‘Wij hebben veel geleerd sedert wij in Amerika zijn, maar wij probeeren nooit Engelsch te spreken, omdat het niet met ons beroep overeenkomt, ten minste voor ons gevoel.’
‘Dat is heel juist,’ zeide ik, ‘spreek zooals het je belieft, maar denk er aan dat ik geen twist onder mijn volkje toesta.’
Den volgenden dag onderzocht ik het een en ander over het Tweehoofdige Meisje en ontdekte dat zij beiden verliefd waren op denzelfden jonkman. Hij kwam alle dagen op de voorstelling en bracht haar beiden bloemen. Later vernam ik dat hij philosoof was en studies maakte over wat hij noemde ‘Het psychologische karakter van vrouwelijk dubbel bewustzijn, als aangetoond wordt door het tweehoofdige Laplandsche meisje.’ Ik herinner mij dit omdat hij een artikel schreef in the Atlantic Monthly met dien titel, wat een eerste soort reclame zou geweest zijn voor het meisje, als zij in het bijzondere leven teruggekeerd was na de verschijning van dat artikel. Hij zag er nogal knap uit en beide hoofden van het meisje meenden dat hij verliefd was op haar. Mary, zoo waren wij gewoon het rechterhoofd te noemen, was er zeker van dat het jonge mensch werk maakte van haar en alleen bloemen gaf aan Jane, het linkerhoofd, om niet den waren staat zijner gevoelens aan het publiek bekend te maken; terwijl Jane er even zeker van scheen dat de philosoof op haar verliefd was en dat hij het andere hoofd een erge stain-den-weg vond.
De Dikke Dame, die vlak naast het Tweehoofdig Meisje op het tooneel zat, was bang van de manier, waarop de twee hoofden met elkaar plachten om te gaan. Zij hoorde hen fluisteren tegen elkaar, terwijl het publiek niets kon verstaan van wat zij zeiden.
Mary legde haar wang tegen die van Jane en glimlachte zoo lief, dat het publiek zeide:
‘Wat allerliefst, hoe snoezig!’
Maar in dien tijd sprak zij:
‘Ik zou je leelijk oor kunnen afbijten, spook!’ en dan legde Jane haar arm om Mary's hals en fluisterde:
‘Jij gemeen, bedrieglijk schepsel! Wacht tot wij in onze kamer zijn en dan zal ik je krijgen.’
De Dikke Dame, die heel veel rooverromans las, zeide dat zij bang was, dat een vreeselijk drama voorbereid werd en dat spoedig de geheele plaats gedrenkt zou worden in bloed. Zij had het niet geheel en al mis, zooals gij hooren zult.
Op zekeren avond, dadelijk na het souper, toen de meeste monsters naar hunne kamers waren gegaan,