Het afscheid van den stierenvechter.
Het is een gevaarlijk, opwindend beroep, dat van de Spaansche stierenvechters. Geen gevecht heeft in de arena plaats, waar men niet een of meer van hen gewond ziet neerstorten. Elken keer als zij zich naar het strijdperk begeven, dan is het met de gedachte: ‘Wie weet of het niet de laatste maal zal zijn?’ De man op onze plaat schijnt zich ook eenigszins onder dezen indruk te bevinden, en zijn vrouw en dochtertje niet minder; het meisje kan niet van hem scheiden, de moeder doet haar uiterste best om haar aandoening meester te worden en ook de held zelf, in zijne prachtige kleeding, heeft moeite zich goed te houden. Hij schijnt een braaf, goedig man; geen spoor van bloeddorstigheid of zelfs strijdlust ligt op zijn thans door smart bewolkt gelaat. Hij gelijkt in niets op Escamillo, den vurigen toreador uit ‘Carmen’. Hij gaat naar het strijdperk omdat het nu eenmaal zijn broodwinning is, omdat men vóór alles leven en geld verdienen moet voor vrouw en kind. Ach! hoeveel liever bleef hij bij hen thuis, dan in zijn mooi pakje met de woeste dieren te vechten en dood of verminking af te wachten.
Wreed spel, dat alleen om de opwinding van het oogenblik zoovele kostbare levens in de waagschaal stelt! Wanneer deze stierenvechter straks ongedeerd naar huis terugkeert, dan juichen en jubelen zijn vrouw en dochter, maar reeds onmiddellijk zal hun vreugde verstoord worden door de vreeselijke gedachte:
‘Is het dezen keer niet, dan een volgende. Vroeg of laat wacht hem toch de dood, daar ginds in het strijdperk!’