Koetsjing, de hoofdstad van Serawak, is gelegen aan de rivier waaraan het land zijn naam ontleent. De stad wordt door den stroom in tweeën verdeeld. Op den eenen oever zijn de soldatenwoningen, het commandantshuis, de ‘Istana’ of het paleis van den Radja en enkele der Maleische wijken; op den anderen oever bevindt zich het voornaamste gedeelte der stad - de bazaar, de gouvernements-gebouwen, de gevangenis, de meeste Europeesche bungalows; en van de landingsplaats voert een breede weg voorbij de Chineesche wijken en langs de vruchtboomgaarden en de peper- en gambirplantages der Maleiers en dringt veertig mijlen dieper het land in tot het hart van het Matanggebergte, dat zich tegen den horizon ten westen van Koetsjing afteekent.
Het paleis van den Radja is uit briksteen opgetrokken en staat dicht bij den waterkant. Boven den ingang staat een vierkante, gekanteelde toren en de voornaamste vertrekken zijn omgeven door ruime, luchtige veranda's, waar het licht door wit en groen gestreepte valgordijnen getemperd wordt. De overvloed van rozen, jasmijnen, kamperfoelie, vruchtboomen en sierlijke struiken en heesters, maken den tuin tot een waren lusthof. Nergens schijnt de natuur zoo kwistig als in dit Oostersche Arcadië. Men weet niet wat het meest te bewonderen: de verscheidenheid der tinten in de reusachtige boomen, het bevallige, vedervormige loof der palmen, of de uitgezochte kleuren en geuren der bloemen en vruchten, die, waarheen men het oog ook richt, in zoo rijke overdaad worden aangetroffen.
In de vroege morgenuren heerscht er eene ongewone drukte op het pad, dat van de landingsplaats naar de deuren van het paleis voert. Terwijl de Radja zijn dagelijkschen rit doet, staan daar verscheidene inboorlingen zijne terugkomst met het eene of andere beklag of verzoek af te wachten. Zij worden eenige minuten aangehoord en vervolgens gewoonlijk naar het rechtsgebouw aan de andere zijde der rivier verwezen, waar de Radja, bijgestaan door de voornaamste Maleische hoofden en twee zijner Engelsche officieren, driemaal in de week de vierschaar spant. Er is geen bepaald wetboek, maar als het noodig is vaardigt de Radja bepalingen en verordeningen uit; en waar het strafzaken geldt, wordt het Indische wetboek van strafrecht zoo getrouw mogelijk gevolgd, waarbij echter inlandsche gebruiken en godsdienstige vooroordeelen genoegzaam in acht worden genomen en de veroordeelden het recht behouden, zich in hooger beroep tot den Radja te wenden.
Een der insigniën der Maleische souvereiniteit is eene groote gele parasol; zij wordt gedragen door den scherprechter, die in Mohammedaansche landen een persoon van veel aanzien en gewicht is. Omringd door de Maleische hoofden, die zijne Hoogheid altijd excorteeren, gaat de Radja den tuin door, de brug over en naar het rechtsgebouw. Het is een vreemd gezicht, dien eenen Europeaan in zijn stijf wit linnen pak omringd te zien door al die schilderachtig gekleede, statige opperhoofden met de zijden draperieën om de leden, de tulbanden op het hoofd en de in goude knoppen eindigende stokken in de hand.
De aanstelling van een nieuwen Radja geschiedt uiterst eenvoudig. De plechtigheid heeft plaats in het rechtsgebouw, waar een groote menigte inboorlingen bij die gelegenheid bijeenkomen, en nadat de voornaamste Maleische hoofden hem tot Radja hebben uitgeroepen, verlaat de nieuwgekozen souverein het gebouw om zich naar zijn paleis te begeven, terwijl de koninklijke gele parasol voor het eerst boven zijn hoofd wordt gehouden en het volk gele rijstkorrelen voor hem uitstrooit.
Er zijn Katholieke en Protestantsche missiën op Serawak, en beide missiën hebben hunne afzonderlijke scholen. Er is ook eene Maleische school, waar een inlandsche meester aan het hoofd staat en waar de Koran geleerd wordt. In het gebied van den Radja zijn er in het geheel zeven kerken en vijf-en-twintig kapellen der verschillende missiën. In Koetsjing is eene jongensschool met een Engelsch hoofd; ongeveer honderd jongens ontvangen hier onderricht en ook de meisjesschool is zeer druk bezocht.
De eerste Europeesche Radja van Serawak benoemde zijn neef, den tegenwoordigen Radja, Sir Charles Brooke, tot zijn opvolger en na hem diens zonen; komen deze zonder erfgenamen te sterven, dan vervalt het recht van opvolging aan den jongeren broeder van den tegenwoordigen Radja, vervolgens aan zijn zoon en eindelijk aan de koningin van Engeland. Bij deze bepaling zijn vrouwen van de opvolging uitgesloten.
De tegenwoordige Radja is een geboren heerscher; hem zijn alle hoedanigheden en gaven eigen, die noodig zijn, niet alleen om een land met wijsheid en beleid te regeeren, maar ook om zich de liefde en de toewijding der bevolking te verzekeren. Zijn beheer belooft veel voor de toekomst van het rijk. Hij leidt een leven van bijna aartsvaderlijken eenvoud en is altijd bereid hen, die toegang tot hem wenschen te verkrijgen, ten gehoore te ontvangen. Het volk, dat bevrijd is van de tirannie der inlandsche Radja's, gevoelt zich gelukkig en tevreden; de geldbronnen van het land worden meer en meer geëxploiteerd en de financiën zijn in goeden staat.
De Radja heeft in zijne gemalin eene bekwame medewerkster. De Ranée munt uit door schoonheid en talenten en heeft de houding en de gestalte eener koningin. Door hare minzaamheid en hare onweerstaanbare lieftalligheid weet zij, zonder dat het haar eenige moeite kost, de liefde en bewondering van haar volk op te wekken. Iederen morgen verdringen zich een groot aantal bezoeksters in het salon van het paleis en voor ieder heeft zij een vriendelijken groet, een verstandigen raad, een aanmoedigend of deelnemend woord over, dat vergezeld gaat van dien innemenden lach, die haar door deze eenvoudige kinderen der natuur zoo vergood doet zijn. De invloed, dien de tegenwoordigheid en het voorbeeld eener fijn beschaafde vrouw op de vrouwelijke bevolking van Serawak heeft, is even duidelijk merkbaar als die, welken het verstand en de ijver van den Radja uitoefenen. De naam van hare Hoogheid de Ranée is in Londen evenzeer bekend als in haar klein rijk in het Oosten; talrijk waren de liefdadigheidsbezoeken, die