Het laatste kleinood.
Langen tijd hebben zij geweifeld, moeder en dochter - de nood steeg zoo hoog; werk was er niet meer, de ziekte der moeder vroeg zooveel aan versterkende middelen, medicijnen en doktersrekeningen.
Hoe haar dat bezorgd?
Ach! 't is zoo hard, als men rijk, zeer rijk zelfs is geweest, alles te moeten missen: eerst het overtollige, dan het noodige, eindelijk het allernoodzakelijkste!
Werken, ja dat doet men zoo goed en zoo slecht het gaat, maar als de ziekte komt, zijn een paar vrouwenhanden zoo zwak om alles en alles te kunnen verdienen. Stuk voor stuk, herinneringen uit betere dagen werden verkocht of beleend; alles reeds weg, één voorwerp bleef er alleen over: een armband, een kostbare oude armband, dien moeder eens, in de dagen harer gelukkige jeugd, van haar bruidegom had ontvangen; haar bruidegom, later haar echtgenoot, de vader van haar kind; de oorzaak wel is waar van al hun ellende, door zijn al te goed vertrouwen in de menschheid, maar ach! als hij gezondigd had, met zijn leven had hij zijn fout geboet, en zonder wrok, zonder verwijt staarden vrouw en dochter hem na. Zij slepen hun zware, moeitevolle dagen voort; hun eenige troost is aan de herinnering van het verledene te hangen; elke kleinigheid, die hen daaraan herinnert, is hun nog zoo dierbaar! Maar ach! kleiner en kleiner wordt hun aantal, stuk voor stuk is weggedragen; de armband alleen blijft over! Neen, daarvan kan de oude vrouw niet scheiden, en zoolang mogelijk eerbiedigt haar dochter dien wensch.
Maar dan komt er een oogenblik, dat het water tot de lippen stijgt: de huishuur moet betaald worden, slager en apotheker weigeren hun waren te leveren als hun oude rekeningen niet betaald worden, en de dokter heeft het verklaard: alleen een spoedig vertrek naar buiten kan moeder nog redden.
Dan neemt het meisje een kort en moedig besluit, zij slaat zich een zwarten sluier om het hoofd, neemt den armband uit de kast en verlaat daarmede het huis.
Bij den antiquaar brengt zij het kostbare stuk; de oude kenner beschouwt aandachtig den armband, hij perst de lippen samen, drukt de kleine oogen toe.
Het meisje, dat in hare hand nog den zakdoek houdt, nat van tranen, tracht haar vonnis uit zijn blik, uit elk zijner bewegingen te lezen. Wat zal het wezen?