kopje thee zal u goeddoen, en dan zing ik wat voor u!...’
Zingen, vanavond! tante Roza's handen trillen even, - och, waarom ook niet; muziek was immers alles voor hem, hij hoorde 't altijd graag; zou hij dat daar in de verte niet erg gemist hebben?
Het kopje thee staat vóór haar, maar inplaats van te drinken, is zij in gedachten nu ver weg!....
Niky, nu wakker geschud, trippelt heen en weer, haalt muziek overhoop,
het lied der zee. Naar C. Gusso. (Zie blz. 20.)
zoekt daarna, kalmpjes op den grond zittend, haar geliefkoosde stukken uit, kijkt van tijd tot tijd eens naar tante, en begint dan eindelijk achtereenvolgens de oude liedjes en romancen te zingen, die tante haar leerde. Liefelijk ruischen de tonen, en haar welluidend stemmetje trilt als vogelengekweel de oude dame in de ooren. Zoo zong
zij ook, nu bijna dertig jaar geleden, gelukkig en zonder zorg.
Alles ziet ze weer vóór zich. Op dien Meidag stond hij naast haar, en ze begrepen elkaar inééns! Hoe verlegen was ze! Dadelijk moest hij haar vader spreken, natuurlijk ging ze mee, en hand in hand liepen ze de lange gang naar het kantoor door. - Huiverend trekt ze haar kanten doekje dichter om zich heen, want 't is, als hoort ze die ijskoude stem van haar vader. Zijn dochter, een freule en hij! Nooit, en waar wilden ze van leven? Ja, als hij een rijk man was, maar nu, - onzinnig. Zich binden aan iemand zonder fortuin, eenvoudig belachelijk! - Bij 't schijnsel van de hanglamp zag ze toen zijn bleek gelaat, terwijl hij verdrietig wilde wegloopen; maar angstig hem te verliezen, sloeg ze de armen om zijn hals, en toen schreiden ze als twee kinderen, Oh, die tijd, die toen volgde, en dan zijn vertrek! Al dat verdriet doorleeft ze weer, en drukt de handen tegen haar borst.
Niky, die nu opgaat in haar zang, zingt steeds verder, zacht en innig:
‘Et moi, le front glacé par les tristes,
Antans, je me mis à pleurer, comme on pleure,
A vingt ans’.... Comme on pleure à vingt ans!
Ja, schreien, dat deed ze, maar ook alleen 's nachts in hare kamer; haar geheele ziel schreide dan mee. Waarom liet ze hem ook gaan! Och, hij was zoo vol hoop voor de toekomst! Háár schreef hij niet, maar die brieven aan Sophie waren altijd voor háár alleen verstaanbaar.
Onwillekeurig snikt ze opeens en opent 't laadje van haar werktafeltje; dáárin is de éénige brief aan háár gericht, dien ze met zoo nameloos verlangen gewacht heeft; na een jaar tijd kon hij haar misschien komen halen; dàn had hij zeker genoeg voor hen beiden. Groote tranen vallen op de geel geworden blaadjes, en met wijdgeopende oogen staart ze, zonder eigenlijk iets te zien, voor zich uit.
Hij kwam nóóit weer, en 't eenige, wat haar van hem werd gebracht, was 't medaillon, dat ze om den hals draagt met zijn portret en zijn ring! Geen groet, geen laatste verzoek, niets; onverwacht was hij gestorven, alleen, in het binnenland van Java. - Hoe heeft ze de kracht gehad, het te dragen, waarom heeft die vreeselijke droefheid haar niet gedood? En toch, die doffe onverschilligheid voor alles wat om haar heen gebeurde, die jaren duurde; die alles overheerschende wrok tegen de menschen, die zoo koel redeneeren, ze werden haar tot eene gewoonte! Ze wist het wel, het werkte nadeelig op haar geest en karakter, maar zelfs haar vaders