Tevreden.
Niemand zal willen beweren dat er tegenwoordig in de wereld een geest van tevredenheid en voldaanheid heerscht. Hoewel alles gedaan wordt, om het leven zoo aangenaam en afwisselend mogelijk te maken, is tevredenheid een deugd, die men met de lantaarn van Diogenes overal zoeken moet, maar bijna nergens vindt.
Ieder denkt dat hij minder heeft dan hem toekomt; de werkman wil mijnheer, de naaister mevrouw, de gewone burger millionair, de millionair milliardair worden, en door dit streven naar meer en naar hooger ontstaat die koortsachtige jacht naar geluk, of liever naar rijkdom en naar weelde, welke zoovelen juist ten ondergang voert, in elk geval hun korte spanne levens verbittert en bederft.
Wie er moeite doet om in den fellen strijd des bestaans te overwinnen, niet het vrouwtje op onze plaat; menigen winter heeft zij zien komen en gaan, vele stormen hebben over haar oud hoofd gewoed en het leven bracht haar geen rijkdom, nauwelijks welvaart aan, en toch ligt de tevredenheid over haar gelaat en houding uitgespreid. Zij heeft haar eenvoudige tafel gedekt voor het eenzame, sobere maal, zij vouwt de handen en dankt God voor de gaven, die Hij haar schenkt en die voldoende zijn voor haar levensonderhoud. Wat verlangt zij meer? een dak boven haar hoofd, spijs en drank om haar te voeden; meer wenscht zij niet; zij is tevreden, en haar gemoedsstemming deelt zich onwillekeurig ook aan ons mede, aan ons beter bedeelden aan het maal des Levens. Waarom zouden wij meer verlangen, waarom zouden wij morren als zoo weinig reeds voldoende is voor het levensonderhoud?