Henriette Mankiewicz, die in Weenen geboren werd en gelukkig gehuwd is met den Servischen generaalconsul, is de dochter van den ook als schrijver verdienstelijken bankier Tauber en diens gemalin Louise Edle von Höningsberg, wier grootvader - het zij hier terloops aangemerkt - in Oostenrijk het tabaksmonopolie invoerde en daarvoor door Maria Theresia in den adelstand verheven werd.
Henriette vond reeds in het ouderlijke huis, dat een verzamelplaats was van kunstenaars, geleerden en dichters, en zijn deuren wijd openzette voor ieder talent, een voor haar geestelijken aanleg opwekkende omgeving; geen mindere dan Hans Makart ried haar aan haar talent voor schilderkunst in decoratieve richting te ontwikkelen.
‘Gij hebt een groote toekomst,’ schreef hij haar later eens, zonder te vermoeden in welken zin deze profetie eens waarheid zou worden, daar de intusschen gehuwde Henriette in dezen tijd er nog niet aan dacht met de naald haar poëtische gevoelens uit te drukken, maar evenals vele meisjes en vrouwen in de schilderkunst diletteerde. Op het origineele idée om een landschap in zijde en kleur in den vorm van een muurbehangsel uit te voeren, kwam zij eerst in het jaar '88 gedurende een verblijf in Salzburg, waar zij, toen zij de schoonheid van een maneschijnnacht beschouwde, plotseling de gedachte in zich voelde opkomen, dat de zachte glans van het maanlicht zich uitstekend in zijdeborduursel zou laten wedergeven. Van nu af was al haar denken op de verwezenlijking van dit idée gericht, dat dan ook meer en meer vorm verkreeg, en met die voorbeeldelooze energie, welke bijna altijd het teeken van buitengewone naturen is, zoolang verder werd vervolgd totdat Henriette Mankiewicz de moeilijkheden van de door haar uitgevonden techniek overwonnen had en achter elkander in zeven, 4 Meter hooge paneelen, de poëtische zijde van het water als zee, meer, baai, vijver, beek, bron en waterval, met naald en penseel weergaf. Dat haar dit, ondanks vele begrijpelijke tekortkomingen met het oog op de verbazende moeilijkheden, meesterlijk gelukt is, daarvoor bestaat geen twijfel.
Sully-Prudhomme noemt de verrukkelijke wandbehangsels, waarvoor de Academie der Schoone Kunsten in Parijs der kunstenares den rang van officier verleende, ‘Fantasiën in zijde’, Antonin Proust, ‘geborduurde Wagners’; Sarcey, de bekende kunstcriticus van den ‘Temps’, zegt dat dit werk een hoogst belangrijken invloed zal uitoefenen, en de ‘Times’ wijdde hun, bij gelegenheid hunner tentoonstelling in Londen, een niet minder warme en eervolle bespreking. Kortom, het opzien, dat deze in hun soort eenige borduurwerken hebben gebaard, geeft ons wel het recht onzen lezers met de kunstenares eveneens nader bekend te maken en haar laatste decoratief, alle overige schilderingen en wandversieringen overtreffende schepping: de vrije afbeelding van den Myrthenhof der Alhambra, in een gravure weer te geven.
Het is reeds gezegd geworden, dat bij de hier bedoelde paneelen het borduurwerk niet als de eenige factor der kunstige manier van werken moet aangezien worden, maar de kleur daar zeer veel toe bijdraagt. Als grondstof voor de borduursels dient wit ongeprepareerd satijn, waarop, nadat de zijde opgesponnen is, de teekening met sepia geteekend en daarna geborduurd of met het penseel uitgevoerd wordt, waarbij het beginsel altijd slechts in een toon verder te werken, d.w.z. van het bruine in het gele, van het gele in het witte, en van het diepste purper in het intensiefste lichtrood, zoowel bij de geschilderde als de geborduurde gedeelten, consequent volgehouden werd.
Voor diepe, warme schaduwen, gebruikt mevrouw Mankiewicz chenille, voor koude partijen cordonnet, en voor het hoogste licht witte en gele vlaszijde, terwijl zij daarentegen alle overgangstinten met zoogenaamde palatijnzijde uitvoerde, welke zij ten gevolge van de niet te koopen fijnere nuances zelf kleurde en dan zoo noodig in de zon liet bleeken. Hoe meer kleuren van het doorzichtige soort bij de waterpartijen gebruikt worden, hoe glanzender het chenille is, dat voor het borduren der tropische planten gebruikt wordt, hoe helderder het natte element wordt en hoe frisscher en voller de plantengroei. Waar de zijde niet voldoende is om coloristische en plastische effecten teweeg te brengen, wordt band of koord er bij gehaald en het effect der schaduwen door de met penseel opgedragen en voor den achtergrond uitsluitend gebruikte kleuren verhoogd. Slechts op deze wijze is het der kunstenares na vele moeilijke en tijdroovende pogingen mogelijk geworden, haar werk dit decoratief glansvolle karakter te verleenen, dat hen zoo eigenaardig maakt en hun de erkenning van kunstkenners en leeken in dezelfde hooge mate deed verwerven.
Of deze echt kunstvolle schepping veel navolging zal vinden onder de vrouwen, is een andere vraag. In ieder geval komt deze tak van kunstnijverheid veel meer overeen met den aanleg der vrouw, dan het schilderen, zooals blijkt uit de gelukkige proeven door mevrouw Henriette Mankiewicz en haar beide leerlingen daarin afgelegd.