Het verdere leven der koningin van Pruisen na te gaan stemt droevig. Gedurende de twee jaren, die nu volgden, verlieten zij en haar echtgenoot de bij de oostelijke grenzen van hun gebied gelegen stad, welke zij zich tot woonplaats gekozen hadden, hoogst zelden. Aan spijt en ergernis ten prooi leidden zij een treurig, eentonig leven, dat door niets werd afgewisseld dan door de aanhoudende berichten van het steeds toenemend geluk hunner vijanden. Berlijn was door Fransche troepen bezet, het Pruisische leger bestond nog slechts uit twee-en-veertigduizend man. Belasting, pers, financiën, alles stond direct of indirect onder Parijsche contrôle. En toch konden en wilden zij de hoop, dat eenmaal het kwaad hersteld zou worden, niet opgeven, eene verwachting waarin zij werden gesterkt door de onwankelbare trouw en de innige gehechtheid, waarvan hunne onderdanen hen onophoudelijk blijken gaven. In het onderwijs harer kinderen, waar zij dagelijks eenige uren aan wijdde, en in de wandelingen door het park, waar zij zich onder het plukken van bloemen in de gelukkige dagen van voorheen verdiepte, vond zij hare eenige afleiding, Dikwijls ook reed zij naar het strand om de wegzeilende schepen na te staren, want in het golvend watervlak met de steeds kleiner wordende witte stippen, die telkens aan den gezichteinder verdwenen, zag zij een beeld van haar eigen verleden, waarin zij zoovele illusiën en blijde verwachtingen aan den horizon van haar geestesleven had zien ondergaan. Van haar vroeger comfort en weelde was haar niet veel gebleven. Zilver, juweelen, geld, alles was aan het algemeen welzijn ten offer gebracht, en trouwens, iemand die dag en nacht vervuld is van de bevrijding van haar vaderland, zal zich aan hare aardsche goederen wel weinig gelegen laten liggen.
Daar waren nog enkele bekwame mannen, van beproefde trouw, die niet twijfelden of het uur der bevrijding zou weldra slaan. Zij rekenden op de vurige liefde der Pruisen voor hunne heimath, op het enthousiasme, dat aan de hoogescholen heerschte, op de trouw en de toewijding van het leger en op de verontwaardiging, die geheel Europa vervulde bij het zien van zooveel onrechtvaardigheid en heerschzucht, zoovele aanmatigingen van de zijde der Franschen. De eerste maatregelen om het gevallen koninkrijk met nieuwe levenskrachten te bezielen, werden met beleid genomen. Alles wat aan het feudaalstelsel herinnerde werd afgeschaft, het grondbezit niet langer tot den adel beperkt, de handel een weg, die voor ieder burger openstond, en bepalingen betreffende onderwijs en opvoeding werden door de wet voorgeschreven.
De vruchten van deze verstandige en belangrijke hervormingen plukte men in 1813 bij den bloedigen slag bij Leipzig, toen de krachten, die de tyran zoo lang met ijzeren hand in bedwang had gehouden, plotseling opstonden en zich tegen hem keerden. Maar de koningin, die vol spanning den uitslag dier toebereidselen tegemoet zag, beleefde de bevrijding van haar vaderland niet. Drie jaren van onafgebroken leed hadden hare gezondheid geknakt en hare schoonheid verwoest, maar aan haar eenvoud, haar stille waardigheid en haar heldenmoed hadden zij geen afbreuk kunnen doen. Nadat de Franschen Berlijn verlaten hadden, keerde het hof weer naar de Pruisische hoofdstad terug. Onder de menigte, die zich verdrong om den koninklijken stoet voorbij te zien trekken, ging een luid gejuich op, toen de koning met zijn generaals te paard voorbijtrok; maar toen het rijtuig naderde, waarin de koningin met hare dochters gezeten was, verstomden de vreugdekreten bij het zien van haar vervallen, lijdend gelaat, en er volgde een stilte, oneindig welsprekender dan de luidruchtigste begroetingen. Het gaat dikwijls zoo op oogenblikken, dat men door een machtigen indruk wordt aangegrepen. Toen een-en-zestig jaren later de troepen na den oorlog van 1870 met roem overladen Unterdenlinden doortrokken, waren de zegekreten en het gejuich oorverdoovend. Maar toen de twee-en-vijftig adelaars van het door hen overwonnen Fransche leger voorbij werden gedragen en in hunne glansende oppervlakten den verganen roem van het ridderlijke Frankrijk schenen te weerkaatsen, verried de diepe stilte, die plotseling heerschte, een aandoening, te groot om zich in woorden lucht te geven.
In de eerste maanden van 1810 werd het langzamerhand duidelijk, dat de moreele schokken der laatste jaren niet hadden nagelaten hunne uitwerking op den gezondheidstoestand der koningin te doen gevoelen en een hartaandoening hadden veroorzaakt, die herhaaldelijk voor haar leven vreezen deed. Bij een bezoek aan haar vader te NeuStrelitz in de omgeving waar zij was opgegroeid, kreeg zij plotseling een heviger aanval van haar kwaal dan ooit te voren, en haar echtgenoot en kinderen kwamen juist tijdig aan om bij het stervensuur der zwaarbeproefde vorstin tegenwoordig te zijn.
Frankrijk en Pruisen hebben beiden, hoewel op zeer verschillende tijdstippen, jarenlang onder vreemde overheersching gezucht en beiden hebben hunne bevrijding te danken aan den invloed eener vrouw... Toen in het begin der vijftiende eeuw de Engelschen bijna geheel Frankrijk hadden veroverd, verklaarde Jeanne d' Arc door hoogere machten te zijn aangewezen om het juk af te schudden; hare tijdgenooten werden door hare verschijning met nieuwen moed en geestdrift bezield en sloegen, door haar voorgegaan, den weg in, die ter overwinning leiden zou. Van 1806 tot 1813 was Pruisen geheel in de macht van Napoleon, en toen het uur van een algemeenen opstand tegen hem geslagen was, wakkerde de herinnering aan koningin Louise den strijdlust aan en deed hen het denkbeeld aan de hand, dat de gealliëerden naar Parijs voerde. De invloed van de maagd van Orleans hield bij haar dood op; die van de koningin van Pruisen begon eerst na haar verscheiden. Koningin Louise's naam bleef men in één adem noemen met het Rijnland, dat door zijn verleden met te hechte banden aan Duitschland verbonden was geweest, dan dat de overweldiger ze voorgoed zou hebben kunnen verbreken en naar welks herovering ieder rechtgeaard Duitscher met hartstochtelijk verlangen uitzag.
Hoe groot de invloed was, dien koningin Louise in 1813 heeft uitgeoefend, blijkt uit de liefde en eerbied waarmee haar naam nog steeds wordt genoemd, en uit de innige, teedere wijze waarop zij