stelijk paar, dat overladen van geluk, vol hoop de zee oversteekt om daar een keizerrijk in bezit te nemen en er niets anders vindt dan dood en krankzinnigheid; de tragedie van keizer Frederik, die een menschenleven lang zich voorbereidt om als een verstandig, verlicht vorst zijn volk te regeeren, hun de zegeningen des vredes boven de gruwelen des oorlogs te leeren stellen, en die aan een vreeselijk lijden bezwijkt, juist als die kroon hem als een overrijpe vrucht in den schoot valt; dan het geheim van het Sternbergermeer, het mysterie van Meyerling, van den keizerlijken prins, de romantische liefdesgeschiedenis van den hertog van Clarence, van den kroonprins van Rumenië, van aartshertog Johan - waar zouden wij eindigen als wij al die treurspelen wilden opsommen, welke in het binnenste der paleizen worden afgespeeld en waarvan wij niets anders weten dan wat daarvan in het openbaar bekend raakt? Juist de sluiers, die deze geheimen bedekken, maken ze voor ons nog aantrekkelijker. Zal hetgeen voor ons in ondoordringbaar duister gehuld is, later voor onze nakomelingen helderder schijnen?
Wie kan het zeggen? Opmerkelijk is het zeker, dat juist in onze dagen van vrijheid van drukpers, van algemeene openbaarmaking, het moeilijker is dan ooit den weg te leeren kennen in deze zijpaden der geschiedenis. Het schijnt of, nu het gevaar van publicatie zoo groot is, met nog grooter en naijveriger zorg dan vroeger de toegang tot die wegen bewaakt wordt.
Nu is er alweer een leven geëindigd, vol van die wonderbare lotwisselingen, waarover wij zooeven spraken, een leven zoo romantisch, zoo belangwekkend, dat men wenschen zou den sleutel te bezitten tot alles, wat daarin nog duister en onverklaard is gebleven.
Wij bedoelen den prins Alexander van Battenberg, die als graaf Von Hartenau dezer dagen hoogst onverwacht te Grätz overleden is, na eens als vorst van Bulgarije de wereld door den roem van zijn dapperheid en regeeringsbeleid vervuld te hebben.
Hij werd geboren in betrekkelijk duistere omstandigheden; zijn vader, prins Alexander von Hessen, was met een Poolsche gravin, Julia Haucke genaamd, morganatisch getrouwd; verscheidene kinderen werden uit dit huwelijk geboren, die allen zich door hun schoonheid en verscheidene door hun talenten onderscheidden.
Alexander, die den 5den December 1857 geboren werd, was de veelbelovendste van allen; zijn oom Alexander II, Czaar van Rusland, hield hem ten doop en gaf hem zijn naam; hij was trotsch op zijn petekind, en men zegt dat deze voorliefde zijn eigen kinderen en vooral zijn oudsten zoon, den tegenwoordigen Czaar, jaloersch maakte en hem met antipathie tegen het Hessische prinsje vervulde.
Prins Alexander trad in Pruisischen dienst en maakte met roem den veldtocht mede tegen de Turken, die de bevrijding van Bulgarije ten gevolge had. Op aanbeveling van zijn machtigen peetoom koos de Bulgaarsche Sobranje den 22-jarigen prins tot vorst.
Prins Alexander regeerde zeven jaren lang met verstand en roem het onrustige volk; hij werd door hen op de handen gedragen; zijn forsche gestalte, krijgshaftig uiterlijk en innemende manieren ontgloeiden hun geestdrift, die ten top voer, toen hij in '85 in den veldtocht naar Servië de schitterende overwinning bij Slivnitza behaalde. Zijn zegetocht in Sofia zal niet licht vergeten worden; hij werd als het ware onder de bloemen bedolven, het volk wierp zich letterlijk aan zijn voeten, de lucht weergalmende van hun jubelend gejuich. Het had slechts aan hem gestaan zijn vorstendiadeem in een koningskroon te veranderen, maar zijn zegepraal werd door Rusland, dat toen niet meer door zijn peetoom en beschermer geregeerd werd, met leede oogen aangezien.
Vorst Alexander scheen op weg om, inplaats van den gehoorzamen vassal van zijn machtigen neef, een onafhankelijk souverein te worden. Alles lachte hem op dit oogenblik toe; het Bulgaarsche volk vergoodde zijn vorst, geheel Europa dweepte met den jongen held, hij bezat de liefde van prinses Victoria, dochter van den Duitschen kroonprins, en deze liefde werd met welgevallen aangezien door haar ouders en grootmoeder, die niemand anders was dan de koningin van Engeland en keizerin van Indië.
Plotseling hoorde men een zonderling gerucht uit Bulgarije komen: de vorst was vermist; men had hem opgelicht en verborgen. Ten gevolge van een militaire samenzwering, aangestookt door Russischen invloed en Russisch goud, was hij des nachts uit zijn paleis opgelicht, naar een stoomboot gebracht en naar Rusland weggevoerd.
Van dat oogenblik begint Alexander's gelukster minder schitterend te schijnen; 't is waar, zijn ontvoering en verdwijning duurden slechts weinige dagen. Rusland was verplicht hem weer vrij te geven en hij keerde in triomf terug in zijn hoofdstad, maar toch scheen de aureool om zijn hoofd door het geval verduisterd.
Menigeen vergaf het den held van Slivnitza niet, dat hij zich had laten ontvoeren als een weerloos jong meisje; men had van hem sterker tegenweer verwacht, al zou deze hem ook den dood hebben gekost.
Gevoelde vorst Alexander, dat thans de schaduw van het belachelijke hem een weinig verkleinde in het oog zijner onderdanen? Wie kan het zeggen? Zeker is het, dat hij hun alweder teleurstelde door Czaar Alexander een brief vol kruipende onderwerping te schrijven en bij het eerste dreigement van zijn suzerein, zijn volk te verlaten en de regeering neder te leggen.
Verschillend is deze daad van Alexander beoordeeld. Velen zien daarin een heldhaftige daad van zelfverloochening, anderen juist het tegenovergestelde. Zeker is het, dat velen zijn ootmoedig buigen voor den barschen keizer even onverklaarbaar vonden als de geheimzinnige ontvoering.
Het is echter ten hoogste voorbarig, nu reeds een oordeel te willen uitspreken over de beweegredenen welke den Battenberger tot dit besluit hebben gebracht. Men kent de diplomatieke geheimen van onze ‘historie contemporaine’ zoo slecht, men weet niet door welke geheime drijfveeren de dappere prins gedwongen werd zijn post te verlaten. Zeker, men had veel liever gezien dat hij trouw gebleven was aan zijn volk, dat hem zoo liefhad en zoo hoog vereerde, men had van hem een dapperen weerstand en geen nederigen voetkus verwacht tegen den almachtigen Czaar, meer vertrouwen op de bescherming van de andere mogendheden, vooral geen besluit, dat den schijn laadde op den overwinnaar