Hoera! De rijstebrij komt.
Wat een pret, wat een gejoel, wat een vreugd! Hoelang hebben die kinderen zich al zitten te verkneukelen op het genot dat hen wacht! Een schotel dampende rijstebrij met melk en suiker. Hoera! 't is feest vandaag! En daar zien zij in de verte moeder het heerlijke gerecht opscheppen, zij zijn haast niet op hun stoelen meer te houden.
Dat juicht en jubelt en kraait, dat steekt de armen uit, dat lacht en giert, dat vergeet alles om zich heen in de verrukking van het oogenblik.
Gelukkige jeugd, die deze omgeving, hoe eenvoudig ook, omtoovert in een paradijs; en dat alleen door een schotel zoete rijst, raken die kinderen tot het toppunt van blijde vervoering. Eén alleen houdt zich stil, het meisje links; zij lacht, zij joedelt niet. Maar hoeveel stil genot en blijde verwachting ligt er in haar vastgesloten mondje, in het toeklemmen der vingertjes, die den lepel vasthouden. Achter de deur staat de vader; hij ook geniet van de gezonde, onbezorgde vreugd zijner kinderen, die toonen, zulk een extra traktatie ten volle waard te zijn.