Toenadering.
Een aardig vrouwtje zal die Geertrui toch eens wezen; zie maar eens hoe handig zij de aardappelen schilt, niet te dik, niet te dun, juist zooals het behoort. 't Is een genot haar daar te zien zitten, zoo goedig, zoo werkzaam, zoo stil. Een zacht, lief schepsel, dat is zij zeker, geen feeks, maar een echte huisvrouw, die er slag van heeft, het haarzelf, haar omgeving en haar man recht gezellig te maken.
Zie maar eens, 't is of haar geest zich mededeelt aan de slotkeuken waarin zij oppermachtig heerscht; alles glinstert van netheid, alles ziet er behaaglijk en netjes uit; zelfs haar trouwe poes zit zoo prettig en tevreden bij het gezelschap, na haar bordje met melk te hebben opgeslurpt. Geertrui kan zeker ook heerlijk koken; men moet die keuze van groenten maar eens zien, welke daar naast haar liggen en die zij bezig is schoon te maken. Ja, dat zou hij eens graag ondervinden, denkt Joost, terwijl hij, zijn pijpje rookend, stilzwijgend Geertrui gadeslaat; dat wil hij nog eerst onderzoeken en dan - dan is er alle kans op dat hij Geertrui nog dichter zal naderen om haar zekere vraag te doen, waarvan voor hun beiden zoo oneindig veel afhangt.