Vóór de voorstelling.
Onze schilder Eerelman munt, zooals wij allen weten, uit in de schildering van paarden. In dit kleine tooneeltje heeft hij zich bepaald overtroffen. Wat een mooi, fier, flink dier! Hoe gratieus houdt het zijn kop! Geen wonder, dat de bevallige ecuyére met ware liefde de laatste streek geeft aan zijn toilet. Dit fraaie ros zal haar straks immers helpen het publiek van den circus stormenderhand te veroveren. Wij zien het tweetal reeds door het zand rennen; zij vlug, bevallig met haar zachte hand het gehoorzame, gewillige dier beheerschende, het paard trotsch op zijn schoonen last, bedwelmd door de muziek, als het ware vervuld door de toejuichingen van het volk, die hij schijnt te begrijpen en dankbaar te ontvangen. Gerust vertrouwt het meisje zich aan den schimmel toe; zij zijn de beste vrienden samen, trouwer aan elkander verbonden dan menig menschenpaar.