Een groote dame.
Het is een echte, groote dame uit den tijd van het Directoire, die de schilder Van den Bos ons hier te zien geeft, een dame in rijk fluweel gedost, de groote hoed met de rijke veeren kranig geplant op de golvende, wit gepoederde haren, de hand gesteund door den langen stok, haar hondje naast haar.
't Is een Merveilleuse, een Tosca; maar toch, als men goed ziet, komt de vraag bij ons op: maar is zij het werkelijk? In onzen tijd van namaak twijfelt men aan de echtheid van alles, zelfs aan die van geschilderde dames! Is dat geen dame uit onzen tijd, die zich gekleed heeft voor het bal masqué of voor den schilder, die haar afbeeldde? Maar waartoe die vragen; zooals zij daar staat, maakt zij een goed figuur, draagt zij fier en trotsch het mooie kostuum, dat haar schoonheid stellig nog eens zoo goed laat uitkomen.