stad zal vinden van zoo'n klein volkje als Saksen met zijn drie millioen inwoners, dat zulk een vorstelijken, grootsteedschen indruk maakt.
Prachtig is dit panorama voorzeker; op ieder die het voor 't eerst ziet maakt het een diepe impressie, en zij, die het meermalen genoten, vinden er telkens nieuwe schoonheden, nieuwe gezichtspunten in.
Tegenover liggen de reuzengebouwen van het ‘Zollamt’ - het Douanenkantoor zouden wij zeggen; daarvóór ziet men een kleine vloot liggen van vrachtbooten, waarvan de inhoud door stoommachines overgeladen wordt in gereedstaande goederentreinen. Links daarvan, boven het hotel Bellevue, verheft zich de bovenbouw van het Hoftheater, waarbij zich de gothische torens van de protestantsche Hofkerk aansluiten; dan volgt de alle oudere torens overtreffende Slottoren, welke half bedekt wordt door de breed zich uitstrekkende katholieke Hofkerk; tusschen deze en den ondanks zijn bevalligheid toch zoo majestueuzen koepel der Vrouwekerk, stijgt de fraaie toren van de Kruiskerk omhoog, en achter de Augustusbrug, schijnbaar op dezelfde hoogte met haar, zien wij het terras van Brühl, met zijn kroon van boomen, waarop thans de nieuwe gebouwen der kunstacademie en kunsttentoonstellinghalle hun voltooiing tegemoetzien.
Gaat men over de Augustusbrug, die met de Mariaen Albertbrug het verkeer tusschen de Oude en Nieuwe stad bewerkt, en begeeft men zich dan op het terras, dat twee verdiepingen hoog en vierhonderd Meter lang zich stroomopwaarts uitstrekt, dan geniet men hier een vergezicht zóó prachtig, dat Humboldt niet aarzelde het voor het schoonste der wereld te houden.
Aan onze voeten strekt zich de statige Elbehaven uit, waar de ranke, groenwitte stoombooten scharen van reizigers in- en uitladen. De breede stroom is levendig door sleepbooten, vrachtschepen, gondels naar Venetiaansch model, waarin vroolijke gezelschappen zich met een watertochtje vermaken.
Aan gene zijde der Elbe, uit het groen, begroeten u in een lange lijn de kazernen van het Dresdener garnizoen; want Dresden zou geen rechtgeaarde Duitsche stad zijn, als haar statige kazernen en haar tallooze soldaten u niet bij elken stap herinnerden aan het militairisme, waarin het Duitsche rijk in de laatste tientallen van jaren zijn eenig heil zoekt; rechts daarvan verheffen zich de met helderwitte villa's bezaaide heuvels van Loschwitz, links de wijnbergen, die zich in de blauwe wazigheid van het verre verschiet gaan verliezen.
Bijna langs haar geheelen omtrek gaat de binnenstad over in een tuin- en villakwartier, en om het oudste, binnenste gedeelte zal zich weldra als een schitterende gordel een Ringstraat winden. De Koning-Johanstraat, die een reusachtige bres in dat oude gedeelte gemaakt heeft, is reeds een voorbereiding tot die Ringstraat; een tweede straat voert van de Ringstraat naar buiten, in den koninklijken grooten tuin, die ook den Zoölogischen tuin omsluit.
Door bekoorlijke ‘Anlagen’ zijn deze tuinen trouwens reeds met het hart der stad verbonden; deftige buitenplaatsen omzoomen deze stadstuinen; daaronder behoort ook het paleis van prins George, dat zich in een uitgestrekt park verbergt.
De hoofdindruk, dien Dresden maakt en die zich op het eerste gezicht duidelijk uitspreekt, is een stad bestemd om er te genieten, aangenaam te leven, te genezen. Maar deze indruk is slechts oppervlakkig, of liever onvolledig.
Wanneer zij ook noodigt tot uitrusten en door nietsdoende vreemdelingen en studeerende kunstenaren overvuld is, zoo kan zij toch ook gerust haar rechten laten gelden als aanzienlijke handels- en koopstad.
Bij omstreeks 270,000 inwoners, werkt Dresden met een stadsbegrooting van 12½ millioen Mark, waarvan voor het schoolwezen 2½ millioen, voor het armwezen, de zieken- en weldadigheidsgestichten omstreeks drie kwart millioen worden uitgegeven.
De even hooge als snelstijgende geldswaarde, welke de schoone stad vertegenwoordigt, leert men uit de volgende getallen: In 1864 bedroeg de waarde van haar grond 92⅓ millioen Mark en de huurwaarde der thans aangelegde gronden 8⅓ millioen. In het jaar '89 was de grondwaarde tot 439 millioen en de huurwaarde tot 33 millioen Mark gestegen.
Wij vermeldden reeds het levendige verkeer op de Elbe; hierbij moet men natuurlijk ook het verkeer voegen op de spoorweglijnen naar Chemnitz, Leipzig, Berlijn, Görlitz en Bodenbach, wanneer men den geheelen omvang van invoer- en doorgangshandel schatten wil.
In het jaar '88 passeerden 7 millioen reizigers langs de Dresdener spoorwegen, en de Saksisch-Boheemsche stoombootmaatschappij vervoerde 2,340,000 personen.
Het zou ons te ver voeren als wij over fabrieken en fabrieksproducten omslachtige opgaven van getallen wilden leveren; toch moeten wij nog vermelden dat vooral de naaimachine-, piano-, glas-, porselein- en aardewerkfabrikaten, de stroovlechterij, de bloemisterij, de tabaksindustrie, de chocoladeen suikerwerkvervaardiging in Dresden hoog ontwikkeld zijn.
Voor het geldverkeer zorgen, behalve de Rijksbankinstellingen, vijf op actiën gegrondveste banken, waarvan de beide voornaamste jaarlijks een omzet hebben van omstreeks 13 millioen, terwijl de Rijksbank jaarlijks circa 2000 millioen Mark in verkeer brengt.
Nu schijnt zeker deze opnoeming van getallen zeer droog en dor, vooral wanneer het zulk een stad geldt als Dresden. die zoo hoog de schoonheid van het ideaal huldigt; maar in onzen tijd is het helaas! niet mogelijk dit ideaal te genieten en te onderhouden, als de stevige grond van het practische ontbreekt, en daarom is het noodig dat wij eerst deze voorrechten van Saksen's hoofdstad duidelijk in het licht stellen, vóórdat wij ons met haar aantrekkelijker zijde, haar kunstschatten bezighouden.
De bouwkunstige stijlen, die in Dresden overheerschend zijn en aan de stad haar kenmerkend karakter geven, zijn de Renaissance-stijl en het Baroque; een Rococo-architectuur bestaat er, zooals men weet, eigenlijk niet; het Rococo treedt alleen in verbinding met de bouwkunst als sieraad op.
Van de middeleeuwen is zoogoed als niets meer