en twintig jaar, met een fijn, elegant figuur en groote zachte oogen. Marston had de geschiedenis van Blanche om miss Rutland zelf kunnen spinnen; zij speelde met een ernst, die aan de rol groote beteekenis gaf.
Op het einde eener repetitie ging Marston naar haar toe met dankbaarheid op zijn gelaat geschreven.
‘Het schijnt dat u de vrouw kent, zooals ik haar in mijn verbeelding zag, miss Rutland. Ik weet niet hoe u te danken. U hebt in het karakter juist datgene gelegd wat ik tevergeefs met woorden trachtte uit te drukken. Ik weet niet hoe u te danken.’
De jonge actrice zag hem met haar zachte oogen aan en glimlachte.
‘U is het, die mij mijn kans hebt gegeven,’ antwoordde zij eenvoudig.
Op een anderen dag trof hem haar spel diep. Het was in de tweede acte, in het tooneel waarin Blanche, na ten wille van Wilfred, een vluchteling, de oplettendheden te hebben verdragen van den minnaar in wiens macht hij staat, zich moet onderwerpen aan het wantrouwen van haar man, voor wien haar hart bloedt.
‘Ik kan u niet danken,’ zeide Marston, ‘ik heb geen woorden.’
‘Als u tevreden is,’ hernam zij, ‘is 't mij genoeg.’ Zij keerde zich snel om; hij zag de tranen niet in haar oogen.
De derde acte kwam.
‘Maar mijnheer Layton heeft ongelijk,’ zeide zij, ‘Blanche had moeten sterven.’
George Marston was haar dankbaar.
‘Ja,’ zeide hij, ‘Blanche moest sterven.’
Het stuk werd nu haastig voortgezet. Het andere stond nog aangeplakt, maar de zaak ging slecht. De ontvangsten waren buitengewoon laag en het gehalte van het publiek werd ook minder.
‘Hij rekent op u om het geluk van zijn huis weer op te bouwen,’ zeide miss Rutland.
‘Als ik eenig succes heb,’ antwoordde Marston, ‘zal ik het u danken.’
‘Niet geheel en al,’ en miss Rutland keek over hem heen in de duisternis der onverlichte zaal. ‘Het kleed hangt niet geheel af van den kleermaker, de wever moet ook goed laken hebben geleverd.’
Marston glimlachte.
‘O, Blanche had moeten sterven,’ voegde zij er na een pauze, schijnbaar verstrooid bij.
Zij zag er in deze dagen van druk werk slecht uit. De repetities gingen onophoudelijk voort en zij speelde des avonds op een ander theater. Maar vermoeid als zij was, spaarde zij geen moeite. Zij viel eens flauw, en zij bekende dat haar hart aangedaan was, maar zij wilde van geen rustnemen weten. Zij zeide dat wanneer de spanning der repetities voorbij was, het stuk zelf van haar krachten niet te veel zou vergen
Marston deed nog een poging om zijn stuk weer in overeenstemming met zijn oorspronkelijke bedoeling te laten eindigen.
Layton schudde het hoofd.
‘Ik durf het niet wagen,’ zeide hij.
De arbeid ging voort en de eerste avond brak aan. Marston, uitwendig kalm en inwendig gloeiend, zat achter het gordijn zijner loge. Het huis was vol. Hij had rustig rondgekeken, vóór dat hij ging zitten. Hij zag vele gezichten die hij kende, en eenige behoorden tot degenen, die gekomen waren om hem te prijzen of tegen te werken.
Eindelijk voelde hij dat hij de belangstelling van het publiek had gewonnen, maar toen merkte hij, die het stuk geschreven had, ook dat er iets verkeerd ging. Zijn hand omvatte krampachtig den tooneelkijker. Miss Rutland begon zenuwachtig, toen vermande zij zich - Marston hield zijn adem in - nu ademde hij weer vrijer.
Het scherm viel onder luid applaus. Marston beefde; hij ging achter de schermen.
Miss Rutland stond in den corridor.
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg Layton. ‘Blondeau miste een regel.’
‘'t Was mijn schuld,’ zeide zij, ‘ik bracht hem in de war, ik weet niet wat mij overkwam. Ik gaf een verkeerd antwoord.’
Layton ging heen, Marston nam zijn plaats in.
‘U speelt prachtig,’ zeide hij zacht; zijn stem beefde ondanks hem zelf.
Miss Rutland schudde het hoofd, zij leunde een oogenblik tegen den muur en Marston zag haar witte oogleden, zich sluitend over de schoone oogen; zij herstelde zich spoedig weer.
‘Het zal goed gaan,’ zeide zij, ‘zeker, dat zal het.’
Het gordijn ging voor de tweede acte op. Het publiek was gevangen, het luisterde aandachtig. Men had reeds gemerkt, dat het een stuk was, waard om gezien te worden. In miss Rutland erkende het een kunstenares. Haar actie was beter dan ooit, maar Marston was zeker, dat zij zich ziek gevoelde.
‘Zij moet morgen rusten,’ zeide hij tot zichzelf; ‘hoe goed is zij, zoo zacht en lief!’
Hij sprak van de vrouw.
Zij sleepte iedereen mede in het tooneel, waarin zij het verlies van haar man's vertrouwen wist en verdroeg. Toen het gordijn viel hoorde men in het theater zeker geluid, dat het leelijke accompagnement is van tranen.
Twee heeren, die Marston goed kende als de reporters van belangrijke couranten, stonden juist onder de loge, waarin hij verborgen was. Zij spraken van het stuk.
‘Werkelijk zeer goed,’ hoorde hij, ‘een mooi stuk, als hij maar alleen den moed had, het te laten eindigen zooals het eindigen moet.’
‘Ik vrees een alledaagsch einde - uitleggingen, verzoening en zoo voort.’
Zij gingen heen. Marston bleef op zijn plaats. Layton kwam in de loge.
‘Alles gaat goed tot nu toe. Ik wil u niet angstig maken, maar miss Rutland viel daar juist flauw.’
Hij scheen niet op zijn gemak.
‘Flauw gevallen,’ zeide Marston.
‘Ja, ja! Ik denk dat het wel in orde zal zijn. Het maakt iemand zenuwachtig, is 't niet? Zij is beter en zegt dat zij er wel door zal komen. Hemel! ik