uitstekende zandbanken of platen iets bijzonder aan trekkelijks, - jammer genoeg echter worden deze dieren ten gevolge van de voortdurende vervolgingen met ieder jaar schuwer. Bovendien zij nog vermeld, dat men het eiland Norderney langs verschillende wegen bereiken kan: allereerst uit Bremen of Bremerhaven, en ook uit Emden en Leer, per stoomboot; voorts kan men ook met den omnibus van Emden naar Norden en Nordeich rijden, vanwaar dagelijks gelegenheid tot overvaart met een stoomboot (in omstreeks een half uur) te vinden is. Wie eindelijk den overtocht over zee geheel vermijden wil, kan ook bij eb uit Nordeich per rijtuig over de alsdan begaanbare Wadden naar het eiland komen.
De eerste aanblik, dien Norderney, evenals al de andere smalle, lage, schijnbaar totaal van plantengroei verstoken Oost-Friesche eilanden voor den uit de richting van den Dollart noordwaarts stoomenden badgast oplevert, is voorloopig evenmin opvroolijkend als bemoedigend. Heeft de reiziger wellicht gelegenheid om van het dek zijner stoomboot waar te nemen, hoe in de verte de gasten van een ander, naar het eiland Juist bestemd stoomschip in zeilbooten ‘overgeleden’ worden en na een korte vaart ‘overstappen,’ dat wil zeggen: op hoogwielige wagens moeten klauteren, welker paarden tot aan hun hals in de troebele Waddenzee staan (zie bijbehoorende afbeelding), dan verdwijnt voor hem al heel spoedig het ideaal, dat hij zich van de Noordzee gevormd heeft. Doch dat maakt niets uit! Hij zal ze toch nog wel liefkrijgen, die ‘zandhoopen,’ die ‘troosteloos grauwe Wadden-woestijn,’ en ook de menschen, die ‘koudbloedige vischgezichten,’ die hem bij het landen de behulpzame hand bieden. Maar voor zenuwachtig prikkelbare menschen is zulk een aanblik een ware ‘rijstebrijberg,’ dien ze moeten doorworstelen om het echte Luilekkerlandsche Norderney te genieten.
Een van die deerniswekkende nerveuzen klaagde mij eens op werkelijk hartbrekenden toon zijn nood. Hij was door een Karlsbader parforce-kuur met plus minus 25 kilo lichaamsgewicht verminderd, en moest nu op Norderney de daarbij verloren zenuwkracht weer zien te herwinnen. Als een toonbeeld van ellende, zijne knieën zorgvuldig door een plaid beschut, zag ik hem op een goeden morgen half slapend in den strandstoel zitten, dien ik alleen het recht had in gebruik te nemen.
‘Mijnheer, die stoel behoort mij toe!’ waagde ik met dames-schroomvalligheid den sluimeraar toe te roepen, toen ik op het gewone voormiddaguur aan het strand een poosje wilde gaan ‘zitten wandelen.’ Een weerbarstig gebrom was het eenige antwoord, waarmee hij mij verwaardigde.
‘Mijnheer!’ klonk het thans wat krachtiger van mijne lippen.
‘Wat verlangt gij van mij?’ snauwde de zwaarlijvige gentleman mij nu plotseling toe.
Doch toen ik verschrikt terugdeinsde, maakte hij, boos op zichzelven, toch beleefd zijn excuus, en hief hij daarna zijn klaaglied over die ‘afschuwelijke zandwoestijn Norderney’ aan, waar een fatsoenlijk mensch niet eens zooveel schaduw kon vinden als door een lucifer werd voortgebracht, en waar aan rust eigenlijk niet te denken was, omdat alles, rondom en boven en beneden, zich in voortdurende beweging bevond. Die verd... de vervelende zee, dat nog verd... dere losse zand, de afschuwelijke wind, die door de dikste kleederen blies, en natuurlijk in de allereerste plaats de menschen, die bovendien nog, bijna als om hem te bespotten, allen zulke onbeschaamd genoegelijke gezichten trokken, enz. enz. enz.
‘Wanneer is u dan eigenlijk aangekomen?’ vroeg ik, terwijl het mij groote moeite kostte om een glimlachje te onderdrukken.
‘Gisterenavond! Nu, en tot overmaat van ramp dan ook nog dat akelige eten en de nog akeliger bedden - oooo! - ik ga morgen den dag weer weg!’
‘Maar zou het toch eigenlijk niet raadzamer zijn, de zaak ten minste acht dagen lang eens aan te zien, wijl u nu toch eenmaal hier is?’
Acht dagen later vond ik den voormaligen Karlsbader stil vergenoegd een eindweegs verder in zijn eigen strandstoel zitten; zijne voeten rustten op een veldstoeltje, waaronder het water van den opkomenden vloed heen en weder spoelde. De brave man was zóó tot over de ooren in zijne courant verdiept, dat hij op het vroolijke gewoel der kinderen en der wandelaars aan het strand volstrekt geen acht sloeg. Eerst toen ik vlak voorbij hem liep, keek hij op.
‘Wat! is u nòg op Norderney?’ vroeg ik schertsend. En nu kwam dan het hooge woord er uit: dat de aanvankelijk zoo verbolgen badgast zich in dien korten tijd tot een ‘enthousiasten vriend van het zeezout en het stuivende zand’ had bekeerd - 's mans eigene woorden! Hij dweepte nu letterlijk met het voortreffelijke eiland en zijne inrichtingen, die hij in alle opzichten volmaakt vond; zelfs de bedden waren aanmerkelijk in zijne achting gestegen, en voor de keuken-producten koesterde hij zelfs een gevoel van stille hoogachting: ‘al de zegeningen eener groote stad zijn hier dan ook vereenigd, van het abattoir en de waterleiding af tot aan het electrisch licht toe, dat 's avonds de strand-promenade met een waarlijk tooverachtigen glans bestraalt!’ (Zie bijgaande afbeelding.) Hij werd inderdaad poëtisch! ‘Ja, ik kan zelfs mijn krant hier aan den oever van het bruisende zeevlak lezen, in plaats van in de gesloten kurzaal, dank zij de beroemde “strandbibliotheek” van Herman Braams - en, weet ge, wanneer ik den vloed hooger en hooger zie stijgen en hier dan de fondsenlijst zoo voor mij heb - dan krijgt men nieuwen moed, ziet ge! O ja, het is toch wel heerlijk, hier op Norderney!’
De Saulus was tot een Paulus geworden, natuurlijk niet omdat Norderney in den tijd van acht dagen totaal veranderd was, maar omdat zeelucht en zeebaden hunne werkingen gedaan hadden, en het lichaam zich daarom frisch, het gemoed zich vroolijk en opgeruimd gevoelde. Zoo is het reeds met duizenden ‘nieuwelingen’ gegaan!
Heeft zulk een nieuweling op zijne eerste wandeling de moderne villa's aan het Westerstrand bewonderd, in het ‘Strandetablissement’ een ontbijt gebruikt, en den ‘Mariënheuvel’ beklommen, om daar uit het paviljoen den Borkumschen vuurtoren te zoeken, die in donkere avonden tot hier zijn schijnsel werpt; heeft hij verder in de ‘Victoriahal’ een bezoek afgelegd, en zich tegelijkertijd in de aan den