meldt bijv. zijn agent in Chicago de verzending van - nemen wij aan - 3000 zwijnen, met de opdracht deze tegen de hoogste prijzen te verkoopen. De agent bestelt voor deze borstelachtige gasten bij de klerken van het Veepark-kwartier logies. Op het bepaalde uur komen de treinen met de varkens regelrecht in de Stock Yards aan, want alle spoorweglijnen, die in Chicago aankomen, zijn hiermede door zijlijnen verbonden. Hier worden de dieren uit de wagons en door de breede avenuen van het Veepark naar hun eigen stal gedreven, waarvoor de agent dan een bepaalde som per dag betaalt. In dezen prijs zijn kost en bediening begrepen, zooals in de hotels van Chicago geschiedt.
De oppassers en drijvers in de Stock Yards, niet minder dan 2000 in getal, zijn in het transport der dieren zoo geoefend, dat alles verrassend eenvoudig en geregeld toegaat. De vetste en rondste dieren worden eenvoudig uit de wagons langs de schuine planken gerold; zij zijn gemakkelijker te behandelen dan de magere dieren; met hun bekende zucht om zich overal heen te wenden, vooral juist daar waar men hen niet hebben wil, trachten zij zich dikwijls los te rukken en springen, misschien in het vooruitzicht van hun naderend treurig lot, met ongeloofelijke vlugheid over hun beter opgevoede, bedaarde broeders, over hekken en barrières.
Maar ook de wildste worden spoedig gevangen en na een uurtje zijn ze allen op stal Nummer zooveel en zooveel weggeborgen. Nu krijgt de agent van het bestuur der Stock Yards een quitantie voor de aldaar onder dak gebrachte zwijnen en kan deze nu verkoopen aan wien hij wil.
De lengte der straten en gangen, welke dit reuzendoolhof doorsnijden, bedraagt zeven Engelsche mijlen. De voor het rundvee bestemde ruimten zijn eenvoudig met houten schuttingen omzoomd, de stallen voor schapen, zwijnen en paarden echter overdekt. Men had hiervoor planken noodig van de gezamenlijke lengte van 15 millioen voet en de oprichtingskosten van alle gebouwen bedroegen 6 millioen mark. In de verschillende omheiningen kunnen samen niet minder dan 30000 stuks vee worden geherbergd; in de overdekte stallen echter 22000 schapen, 4000 paarden en tweehonderdduizend zwijnen. De maand Maart is de drukste van het geheele jaar; als men dan de Stock Yards bezoekt, is het gebrul dezer duizenden runderen onbeschrijfelijk; hun onophoudelijk in beweging zijnde hoornen zien er uit als een bosch van gewei. Bereden cowboys - prachtige kerels met den Mexicaanschen sombrero diep in het verbrande gezicht gedrukt - bewegen zich onder hen en drijven honderden van brullende runderen door de avenues naar de slachthuizen.
De zwijnenstallen, met de vele duizenden van huilende, knorrende dieren, lijken een echte duivelenstad en 't is bewonderenswaardig hoe er bij zulk een aantal van die alles behalve zindelijke logé's, nog betrekkelijk zooveel orde en reinheid heerschen.
Op een enkelen dag komen er dikwijls 15000 runderen, even zoovele schapen en 50000 zwijnen aan, die met de grootste regelmatigheid moeten worden gevoerd en gedrenkt.
Tweeduizend driehonderd poorten voeren naar de afzonderlijke stallen; de lengte der door artesische bronnen gevoerde watertroggen beloopt over de 31 Engelsche mijlen. Langs de omheinende muren daarvan is aan den kant, die tegenover de spoorwegen ligt, ook een heele stad uit den grond gegroeid, in welks kleine, fraaie huizen, de beambten aan de Stock Yards verbonden, met hun familiën wonen. Zij hebben hun eigen kerken, scholen, post- en telegraafkantoren, ja zelfs hun eigen couranten. Hun morsig handwerk is hun tot een tweede natuur geworden en zij leven zoo tevreden, dat zij aan geen beroepsverandering denken, temeer daar zij van twee tot vijf dollars loon per dag ontvangen.
De slachthuizen met hun hooge schoorsteenen bevinden zich buiten de parkmuren. Daarheen worden langs de vuile straten de tallooze kudden zwijnen gedreven, die met dof geknor de lucht vervullen; zenuwachtige menschen is het niet aan te raden zich in deze slachthuizen te begeven; het slachten van deze arme dieren is een al te stuitend gezicht voor gevoelige harten; daarbij heeft men kans voor langen tijd den smaak in ham en spek te verliezen, wanneer men getuige is van het wordingsproces dat deze onschuldige slachtoffers van onze verhemelten moeten ondergaan, vóórdat zij in smakelijken vorm op onze tafels verschijnen.
Een twintigtal zwijnen hokken nog gezellig brommend bij elkander en vermoeden niet dat het zwaard boven hun hoofden hangt. Van een zwaar gespannen koord hangen kettingen en ringen af; voordat zij het vermoeden, heeft een pootige reus een ring om den achterpoot van het dier gesloten; de ketting wordt opgetrokken en onder een ontzettend gehuil bengelt het aan het touw met den kop naar beneden. Reeds na een paar seconden krijgt het een lotgenoot, en na eenige minuten hangen zij allen aan hun achterpooten.
Dadelijk wordt een deur geopend en een tweede afdeeling slachtoffers binnengelaten, terwijl de opgehangen dieren langs het horizontale koord naar den eigenlijken slachter rollen. Deze staat eenige stappen lager, zoodat de halzen der opgehangen dieren zich ongeveer ter hoogte zijner borst bevinden. Hij was geheel en al met bloed bedekt, zijn voorschoot daarmede bespat; van armen en kleederen droppelde het ter aarde, zoodat hij in een echt bloedbad stond. Maar daar bekommerde hij zich niet over. Hij had er ook geen tijd toe, want nauwelijks had hij het eene dier met een scherp mes den doodsteek in den hals gegeven, of daar bevond zich het volgende weer voor hem. Hoe handig hij zijn beulenwerk ook deed, toch ziet men nog menig zwijn krampachtig trekken, als hij weer een paar meter verder, van den ketting losgemaakt, in een bekken met kokend water gedompeld wordt.
Werklieden, druipend van bloed, met lange stokken voorzien, omringen hen en bewerken daardoor hun val in het hoog opspattende, bloedroode water, terwijl andere mannen de doode lichamen in het water omdraaien. Dit bad heeft ten doel de haren los te maken.
Nadat zij van twee tot drie minuten in het kokend water hebben gelegen, worden zij door middel van reusachtige scheplepels er uitgelicht en op een breede