De Parijzenaars van 1870 waren niet zoo dankbaar jegens de duiven, die hun toch gedurende het beleg hunner stad zulke uitstekende diensten hadden bewezen door hun met de provincies in verbinding te houden.
Ongelukkig had de keizerlijke regeering aan geen postduiven gedacht, en de duiven, waarvan men zich bediende, werden verstrekt door een Belgische postduiven- vereeniging. Op 200 duiven, door de besturen der Nationale Verdediging losgelaten, keerden 73 in Parijs terug, dragers van 115000 photomicrographische depêches, die men in buisjes had gestoken van ganzepennen en die in hun staartveeren genaaid waren. Een hunner volbracht zes reizen; zesmalen per ballon weggebracht, kwam zij zesmaal terug met brieven uit Tours. Een andere, een prachtige Antwerpenaar, kwam viermaal terug, en de vierde maal viel zij stervend in haar til neer, gewond door een Pruisischen kogel. Het was de duif, die door Gambetta medegenomen in zijn ballon ‘Armand Barbès’, den 8en October in Parijs terugkwam; de ballon was om 2 uur 45 m. neergedaald, de duif was om 5 uur in Parijs terug, na 100 kilometer te hebben afgelegd; dat is een niet te versmaden snelheid, maar 't is nog niet het maximum van hun vlucht. De heer V. la Perre de Roe heeft in zijn boek over ‘de postduif’, waarin de nauwkeurigste en belangrijkste berichten voorkomen, vastgesteld, na den uitslag van 55 tochten te hebben nagegaan, dat de maximum snelheid der duif 1 K.M. 350 M. per minuut was of 81,5 K.M. per uur, en haar gemiddelde snelheid 180 K.M. per minuut of 64,1 K.M. per uur. De vlucht der duif is bijna even snel als die der zwaluw, die 1440 K.M. per minuut kan afleggen. Men geeft voorbeelden aan van buitengewone snelheid: een duif, die den naam ontving van ‘Gladiateur’, ging in een dag van Toulouse naar Brussel en legde aldus 90 K.M. per uur af. In 1885 den 28 Augustus kwamen duiven, losgelaten in Venasque door den heer du Bellec, in Toulouse terug na een vlucht van 113 K.M. per uur of van 1883 M. per minuut. De Engelschen kregen eens het idee om een duif los te laten op het oogenblik van het vertrek van den bliksemtrein tusschen
Dover en Londen; deze trein maakt 96 K.M. per uur. En toch, de duif was 20 minuten vóór den trein in Londen. Wanneer men rekening houdt met de rechte lijn, door de duif gevolgd, dan berekent men dat zij 1984 K.M. in de minuut afgelegd heeft. Eindelijk volbrachten in 1884 vier duiven, toebehoorende aan graaf Karolyi, den afstand tusschen Parijs en Buda-Pesth in zeven uren, in een vlucht van 184 K.M. per uur, 5 K.M per minuut, 51 M. per seconde, dat wil zeggen met een snelheid die met 21 M. die van den storm overtreft.
Deze haast en behendigheid der postduiven om hun til terug te vinden zijn waarlijk verrassend. Een duif van goed ras keert altijd terug naar het dak, dat haar zag geboren worden. Zij zou nog liever op een dak van honger sterven, dan een woning binnentreden, die de hare niet is. ‘Ik heb duiven gehad,’ zegt de heer La Perre de Roc, ‘die mij door een vriend waren gegeven; ik heb ze losgelaten toen zij jongen hadden na een jaar gevangenschap, en zij verlieten onmiddellijk hun jongen om naar hun oude til terug te keeren.’
De postduiven zijn gewoonlijk zeer gehecht aan dengene, die haar verzorgt. Zij laten zich zonder weerstand door hem vangen. Zijn zij uit, dan behoeft hij slechts te fluiten om allen, die hem hooren kunnen, naar binnen te doen gaan. Indien een vreemdeling in de duiventil graan werpt, zullen de duiven het niet oppikken, zelfs niet na zijn vertrek.
Men weet dat een postduif onderworpen moet worden aan een geregelde dressuur; haar opvoeding begint als zij drie jaar is; dan brengt men haar een 500 M. van haar til, daags daarna 1 K.M., en zoo altijd den afstand vermeerderende, maar altijd in dezelfde richting. Wanneer de duif terugkomt in haar woning na een afstand van 40 à 50 K.M., dan is haar eerste onderricht geëindigd en er blijft niets anders over dan de dressuur te volmaken door voorbereidende tochten, die steeds langer en langer worden. Men begrijpt, dat dit een vrij eenvoudig stelsel is om aan de duif verschillende rustpunten aan te geven. Geheugen, een scherpe blik en behoefte aan voedsel stellen de duif in staat haar woning terug te vinden.
Maar hoe het uit te leggen dat duiven, door den spoortrein overgebracht op honderden mijlen afstand, in landen hun geheel onbekend, onmiddellijk den zekeren en rechten weg naar hun til vinden, na eerst eenige kringen beschreven te hebben in de lucht boven de plaats, waar men haar loslaat?
In 1875 bracht de heer Cassiers van Parijs naar Agen 22 jonge duiven, die tot dien tijd niet verder waren geweest dan tot Chatellerault; deze vogels weten echter hun weg te vinden en keeren in Parijs terug. De heer la Perre de Roc neemt van Antwerpen acht duiven mede, die nooit de zee waren over geweest; deze acht reizigers komen in Antwerpen terug. De dienst der militaire duiventillen laat in Ancona negen duiven, uit Rome medegebracht, los. Deze trekken heel Italië in volle breedte door en keeren in Rome terug. Zulke feiten zijn zeer talrijk en aan geen twijfel onderhevig.
De duif heeft dus, om haar te leiden op zulke reizen, niets anders dan het geheugen nutteloos bevonden en het normale gezicht, dat onvoldoende blijkt.
De meeste meeningen laten zich aldus samenvatten: deze vreemde eigenschap zou het gevolg en de samensmelting zijn van een menigte gewaarwordingen, indrukken, herinneringen en instinctmatige redeneeringen, wat eigenlijk niet veel beteekent. De heer de Rochas denkt, dat het strikt genomen niet noodig is aan deze vogels een bijzonder zintuig toe te kennen. De geschiktheid tot oriëntatie zou bij den mensch in zeer onontwikkelden toestand aanwezig zijn. ‘Ik heb,’ schrijft hij, ‘in Touraine een geestelijke gekend, die zeer gevoelig was voor electrische invloeden, en die, na in het rond gedraaid te hebben, geblinddoekt het Noorden wist te vinden.’
Dr. C. Viguier ontvouwt een zeer geleerde en vernuftige theorie; hij gelooft aan het bestaan van een bijzonder zintuig van oriëntatie en hij ziet daarvan het orgaan in de halfronde kanalen van het oor.
De heer La Perre de Roc vraagt zich af: ‘Wat is dan toch dit instinct, dat den vogel door de ruimte