Grootmoedertje.
Het is een aardig tafereeltje, dat de schilder ons hier laat zien; jeugd en ouderdom geven hetzelfde pittige contrast als rozen en sneeuw, als groen en dor hout, als wit en zwart. Een bril is nu eenmaal het kenteeken van ouderdom, al moet tegenwoordig helaas! de jeugd er zich maar al te veel van bedienen, en de tegenstelling tusschen dat guitige jonge gezichtje met den stralenden lach en de flikkerende oogjes en de lompe, zware bril van Grootmoeder, is waarlijk niet klein.
Dan heeft zij nog zoo waar Grootmoeders muts op: de oudste zuster ziet haar vol verrukking aan en Poes knijpt de oogen dicht, als wilde zij zeggen:
‘Wat doet men toch met vier oogen? Ik vraag niets liever dan mijn twee eigene niet te gebruiken.’
De bril is in Grootmoeders bijbel gevonden, die de oudste zus op den schoot houdt. Moge de kleine meid nog menig lettertje daarin lezen met haar eigen oogen, zonder bril!