Daar was eens een....
Zoo begint het oudste meisje haar vertelling - een sprookje van moeder de Gans zeker - aan de kinderen, die met zulk een groote belangstelling toeluisteren. Op dien leeftijd neemt alles, wat zij hooren, de vormen aan van onomstootelijke waarheid; en zoo gaat het ook met de jeugd der volken; in het licht hunner verbeelding kleurt zich alles met levendige tinten, alles neemt vastheid aan en vormt zich tot idealen, die werkelijker schijnen dan de werkelijkheid.
De schilder Pennanlico is in Italië zeer bekend om zijn fraaie schilderijen vol beteekenis, vol gedachten en vol bevalligheid; hij slaagde er uitstekend in de nieuwsgierigheid, de belangstelling en de overdrijving van gevoelens bij deze jonge kinderen uit te drukken. Men begrijpt dat het een droevige geschiedenis is, welke de oudste zuster hen vertelt.
Andere schilders drukken de verschillende gevoelens uit, die zich teekenen op de gelaatstrekken van een troepje kinderen, opgewekt door een treurige of vroolijke gebeurtenis. Hij daarentegen heeft slechts het hooren tot uitgangspunt genomen van de verschillende gevoelens der kleinen; de lotgevallen van de gelaarsde Kat, de ongelukken van Asschepoetser zijn voor hem voldoende om een geheele reeks van gevoelens op het doek te bestendigen.
Het tooneel, door Pennanlico afgebeeld, heeft buiten plaats, te midden van een zeer landelijke omgeving. De eenvoud die hen omringt beantwoordt volkomen aan den eenvoud der kinderzielen, die zoo aandachtig en met zooveel medegevoel luisteren naar het verhaal van: ‘Daar was eens een....’