Bengaalsche kuststeden. Hoe verder landwaarts, hoe veelvuldiger men daar, bijv. reeds in het heilige Benares, vrouwen te zien krijgt, bij wie men echter niet het geringste spoor van coquetterie, veel meer een sombere uitdrukking bespeurt.
De wreede gewoonte der verbranding van de weduwen is door de Engelschen met zulk een goed gevolg bestreden, dat er in de laatste twintig jaren geen geval meer van bekend is. Bij honderden ziet men in Benares die kleine, in den bodem gegraven gedenksteenen, welke aan een ter eere van haar overleden echtgenoot verbrande weduwe herinneren. Met minder, of liever tot nu toe met volstrekt geen succes zijn de Engelschen ten strijde getogen tegen de kinderhuwelijken met hun noodlottigen nasleep van allerlei ellende. Reeds als zij twee, drie of vier jaar oud zijn, worden de meisjes uitgehuwelijkt en in de huishouding van haar toekomstige echtgenooten opgenomen. Wanneer deze sterven, moeten de arme schepseltjes levenslang weduwe blijven, en men weet welk een verachte, diep ongelukkige staat dit in Indië is, zoo ellendig dat in vroeger tijd de meesten den eervollen dood op den brandstapel verkozen, dan levenslang in spot en schande haar dagen voort te slepen.
Wanneer wij van Brahmaanschen godsdienst spreken, zoo is deze benaming, hoewel algemeen gebruikelijk, niet geheel juist, want de oude Trimourti of Drieeenheid (Brahma-Vishnou-Shiva) heeft zich in de Tweeëenheid (Vishnou-Shiva) veranderd, terwijl de oude Brahma, wiens naam overigens door de priesters als Brma wordt uitgesproken, geheel uit de mode is. Behalve onder de priesters, zullen er onder de honderd Hindoes heden ten dage negen en negentig zijn, die den naam van Brahma niet eens kennen. Brahmabeelden vindt men in de nieuwe tempels in het geheel niet meer, en zelfs in de oude heel weinig. De Hindoes vinden zeker, dat de oude Brahma zoo goed is, dat zij hem niet eens meer door hun vereering tot vriend behoeven te houden, terwijl zij den duivel door allerlei offers en gebeden moeten trachten te verzoenen.
Als duivel doet bij hen Shiva, de god des verderfs, dienst. Inderdaad zijn de tegenwoordige Indiërs meestal Vishnou-aanbidders; lieden, die tegelijk beide goden vereeren, vindt men niet. De Vishuisten en Shivaisten vormen twee geheel verschillende sekten. De bloeddorstige Shiva wordt ook wel de ‘groote god’ of Mahadeva genoemd. Zoo beheerscht de veranderlijke mode ook de hoogten van den hedendaagschen Indischen Olympus.
De lagere klassen aanbidden bovendien nog de godin Parbati of Dourga, de wreede gemalin van Shiva, en brengen haar bloedige offers; de middelklassen daarentegen houden het met den god der wijsheid Cosiech of den apengod Hanoman.
Bezoekt men de tempels der heilige Gangesstad Benares, dan wordt men bij iederen stap herinnerd aan de klassieke oudheid en aan de bouwvallen van Pompeï. Niet dat hun afgodsbeelden op de heerlijke idealen der Grieksche kunst gelijken, maar de bouw van menigen tempel, de kleeding der priesters, de offers der geloovigen, de vormen van den eeredienst zijn in Benares heden nog misschien met niet al te groote verschillen gelijk aan die, welke 2000 jaar geleden in Pompeï gebruikelijk waren.
In toga's gekleede, maar overigens erg bedelaarachtige priesters van de oude Brahmanenkaste omkransen uw hoofd met bloemen, als gij hun tempels binnentreedt. Waggelend wandelen de lichtgrijze koeien en heilige stieren door de tempelgangen, terwijl zij de bloemen, door de geloovigen op de Lingaof Phallusbeelden gestrooid, opeten. Vroeg in den morgen wemelt het op de trappen, die naar de Ganges voeren, van de vromen, die hun wandelingen ten uit voer brengen.
Overdag wordt onze reuk gekwetst door de lucht van gebrand vleesch, afkomstig van de lijkverbrandingen, want bijna aanhoudend worden deze duizenden van lijken, die men uit geheel Indië daarheen zendt, nadat ze even gebrand, maar volstrekt niet verbrand zijn, in de Ganges geworpen.
Vraagt men wat de kleine, op onze schoonheidsmoesjes gelijkende vlekken op de aangezichten der vrouwen beteekenen, dan krijgt men eerst geen antwoord, maar bij lang aanhouden en herhaald aanbieden van drinkgeld, hoort men eindelijk dat het teeltenen zijn, waaruit men den hoogeren of lageren graad van heiligheid der draagsters kan herkennen. Ook binnen de steden, zooals bijv. Delhi, wandelen heilige koeien in groot aantal rond, die op kosten van vrome stichtingen gevoed worden, om eindelijk van ouderdom te sterven.
Het succes der christelijke zendingen is bij dit wonderlijke volk, dat ondanks alle huichelarij, met taaie vasthoudendheid aan zijn godsdienst hecht, nog uiterst gering. De meeste inlandsche christenen vindt men in de Portugeesche bezittingen, vooral in Goa.
Onder alle beletselen tot een vrije ontwikkeling van het moderne Indië is er geen ergere dan het bijna iedere levensuiting in kluisters sluitende kastendom. In plaats van de vier oude kasten, zijn er tegenwoordig honderden, omdat kaste en stand bijna gelijkluidende begrippen zijn geworden. Zelfs de oude kaste der Brahmanen oefent sedert eenige jaren niet alleen hun priesterlijken werkkring, maar alle mogelijke ambachten uit. De oude soldatenkaste is onder den naam van Radschputen een afzonderlijke volksstam geworden.
Daar de koe een heilig dier is, zoo moet een Indiër, die een vat aanraakt waarin vleesch geweest is, zijn kaste verliezen. Wie met een Europeaan aan tafel zat, zou zelfs, als hij niets dan rijst at, eveneens er uitgestooten worden. Deze vooroordeelen beperken het gebruik van Brahmaansche bedienden door Europeanen tot een minimum. Alle mogelijke koks, oppassers enz., zijn Mahomedanen, die echter ook dikwijls van hun zoogenaamde kasten spreken en hierin een voorwendsel zoeken om dezen of genen dienst niet te verrichten.
Heeft men paard en rijtuig, dan zal de koetsier de dieren niet willen voeren; zelfs voor het kleinste paard moet men dan een staljongen houden. Op die wijze wordt het aantal bedienden, dat in groote huishoudens de verschillende werkzaamheden verricht, buitensporig groot. Men moet echter bekennen, dat hun loon ook belachelijk gering is; met twee anna's, ongeveer 20 cents, als dagloon, moet zulk