lucht en in dit heerlijke zonlicht te rijden over plaatsen waar het rijden hoogst moeilijk wordt, maar waar men in ruime mate de voldoening vindt van zwarigheden overwonnen te hebben.
De vulkanische verschijnselen van IJsland trekken natuurlijk meer dan iets anders de aandacht, en niets wekt de verbeelding zoo op als het gezicht van de ontzaglijke lavavlakten die men moet overtrekken. Het is een vreemde gewaarwording dikwijls dertig mijlen lang te rijden over een zee van wat eens gesmolten rotssteen was, die hier zacht schijnt te vloeien als een rivier, of tusschen kolossale rotsblokken, neergeworpen door een sinds lang uitgedoofden krater over een terrein, hobbelig en ruw als de versteende golven van een booze zee; men kan zich verbeelden welk een vreeselijken strijd hier de ongebreidelde machten der natuur onderling voerden in de voor-historische tijden.
Wanneer uur op uur voorbijgaat, laat de spookachtige woestheid van het tooneel op den geest langzamerhand een indruk na van iets akeligs, iets dat aan een nachtmerrie doet denken; men geeft aan de rotsen rondom zich alle mogelijke soorten van phantastische vormen, de verbeelding neemt de wildste sprongen. Hier kan men inderdaad eerst goed begrijpen wat de verschrikkingen zijn van de eenzaamheid.
Een vriendelijker aanzien wordt aan het landschap gegeven door de grasvlakten, die hier en daar doorsneden worden door fraaie rivieren. Het overtrekken dezer rivieren is zeer eigenaardig; de pony's worden ontdaan van hun zadels en de bagage toevertrouwd aan een oud karretje; nu worden de paardjes in het water gedreven en zij zwemmen dan soms een mijl ver, terwijl de reizigers in een bootje volgen; dus gaat het vrij omslachtig.
De Ulfura-rivier is omstreeks 1500 meter breed, zeer snel stroomend en daarenboven ijskoud; reeds als jonge veulentjes worden de pony's gedresseerd op het kunststuk om de rivier over te zwemmen.
Sommige rivieren stroomen in de spleten, door aardbevingen veroorzaakt; de belangwekkendste is de Bruara, die over een vlak lavabed stroomt, waarin een gleuf, in den vorm van een V, den overtocht onmogelijk maakt; men heeft er daarom een smalle planken brug over moeten leggen, die langen tijd de eenige brug op IJsland uitmaakte, waarom de rivier ook de Bruara of Brugrivier genoemd werd.
Het grootste gemis dat men in IJsland aantreft is de volkomen afwezigheid van boomen, waardoor alle mogelijke brandstof en timmerhout van buiten moet worden aangebracht. Gelukkig heeft de natuur in dit gebrek eenigszins voorzien, door den IJslander daarvoor schadeloos te stellen met het bezit van de warme bronnen, die men overal aantreft. Deze bronnen worden door de vrouwen gebruikt als keukens en waschtobben; in Reykjavik ziet men de vrouwen haar linnen wasschen in den stroom, terwijl honderd stappen verder haar diners in manden daarin gekookt worden. Visch en groenten op deze wijze gekookt zijn heerlijk; een groot stuk ham kan men in een paar minuten koken, eenvoudig door het aan een touw te binden en het dan in het ziedende water te laten afzakken.
Hoe belangwekkend en eigenaardig ook het verblijf van den toerist in IJsland is, toch zal het hem vreemd voorkomen, dat menschen het ooit in hun hoofd hebben gekregen een land zoo onherbergzaam, woest en verlaten tot woonplaats te kiezen, terwijl er toch zooveel milder en vruchtbaarder klimaten zijn; de eerste bewoners schijnen dan ook Deensche vluchtelingen geweest te zijn, die een Noorschen tyran ontliepen. Nog verwonderlijker is het, dat om het bezit van dit vulkaneneiland zooveel en hardnekkig gestreden is.
De IJslanders zijn aan hun stukje grond met zijn warme bronnen, zijn lavabodem en zijn vuurspuwende Hecla evenzoo gehecht als de Napolitaan aan zijn Vesuvius en blauwe Middellandsche zee.
IJsland heeft thans omstreeks 75000 inwoners; de bevolking neemt niet sterk toe, daar slechts de helft der kinderen den mannelijken leeftijd bereiken, wel een bewijs dat het ruwe klimaat zelfs den inboorlingen niet gunstig is.
De vischhandel is hun voornaamste bron van inkomsten; zij staan onder Denemarken, maar hebben een eigen parlement, Althing genaamd, dat tot voor weinige jaren zijn vergaderingen hield op een fraai grasveld, tusschen twee met water gevulde rotsspleten.
Nu heeft Reykjavik zijn Altinghus of Parlementsgebouw, evenals andere groote steden, en deze even poëtische als schilderachtige gewoonte om in de open lucht te vergaderen is door de toenemende beschaving, die zelfs in IJsland doorgedrongen is, afgeschaft.
IJsland heeft een eigen literatuur, waaraan de geleerden in de laatste jaren bijzondere aandacht zijn gaan wijden en die vele paarlen van het zuiverste water bevat. Meest bestaat zij uit sagen en legenden vol woeste schoonheid.
Reykjavik houdt er nu ook een hoogeschool en museum op na en doet haar best om zooveel mogelijk alles te doen, wat een Europeesche hoofdstad ‘qui se respecte’ past. Misschien krijgt ze ook wel een opera, een Salon de Variétés en de noodige tingel-tangel-gelegenheden. Het zou jammer zijn, een ontheiliging bijna van de Noorsche natuur, die zich nergens meer dan in IJsland in haar volle, strenge, reine, maar ook ongenaakbare schoonheid vertoont.
Het reizen is er goedkoop. Een gids en de acht pony's, voor een reisgezelschap van twee personen noodzakelijk, kosten omstreeks f 10 per dag; men kan meestal zeer goed onderkomen in de pachthoeven, welke men onderweg tegenkomt. Voor hartstochtelijke visschers is er in de rivieren ruimschoots gelegenheid en de liefhebber van paardrijden kan er ook zijn gading vinden, zooals wij reeds aanstipten. In elk geval de verslapte zenuwen onzer overprikkelde tijdgenooten zullen door een verblijf in IJsland stellig opnieuw versterkt en gestaald worden.