andere de liefde, vele zijn bevorderlijk aan de gezondheid, andere aan den rijkdom, andere aan de lichaamskracht, andere aan het geluk; vele brengen ook ongeluk aan, eenige maken den mensch traag, eenige schuchter, eenige vroolijk, andere ook treurig.’
Het wondergeloof aan steenen was een natuurlijk verschijnsel in een tijd, welke den geliefden dikwijls eene scheiding van jaren lang oplegde, gedurende welke zij niets van elkander hoorden. Des te meer klampten zij zich vast aan zichtbare teekens. Daarbij kwam het in vroegere eeuwen zoo algemeen verspreide geloof aan geheime krachten, die in de flikkerende steenen zouden schuilen. Het meest verspreid is heden het geloof aan bijzondere tooverkrachtige eigenschappen der steenen nog in Rusland, maar ook op ander gebied vertoont zich tegenwoordig nog het bijgeloof in juweelen.
Zoo koesterde Frederik de Groote op hoogen leeftijd een bijna kinderachtige voorliefde tot zijn edelgesteenten. Dikwijls zat of stond hij voor een ingelegd tafeltje, waarop zijn robijnen, saffieren, smaragden en andere edelgesteenten uitgespreid lagen. Bovendien was zijn smaak zoo zonderling, dat hij de natuur nog trachtte tegemoet te komen. Omdat hem de eenvoudige schoonheid en glans zijner brillanten niet voldeed, trachtte hij, door er onder gelegde bladen van allerlei kleur, hun nog een bijzonderen glans te geven. Aan zijn vingers bemerkte men daarentegen zelden of nooit een kostbaren steen, behalve een grooten silezischen chrysopraas, een herinnering aan zijn groote verovering van die provincie; vier groote tabaksdoozen van silezisch agaat waren eveneens de lievelingen van Frederik den Groote.
Reeds de phantastische vogels Grijp legden den agaat in hun nesten, ‘als hun hulp en artsenij’. De agaat maakt den mensch wijs en aangenaam, het huwelijk hecht en gelukkig. Vooral bij de Turken is de agaat als talisman zeer geliefd. De Turksche legende brengt dezen talisman op den tijd en omgeving van Mahomed terug.
‘Eens bemerkte,’ zoo verhaalt de overlevering, ‘een leerling van den Profeet - God zij hem gunstig, - Akdscha Ben Hadschin genaamd, tusschen de schouders van zijn meester, terwijl deze zijn wassching volbracht, het groote litteeken dat hem daar door de hand van den Almachtige was opgedrukt. Hij grifte een afbeelding daarvan in een klein stuk agaat, omringde het met eenige verzen uit den koran en droeg het als talisman. Daar hij altijd gezond bleef en uit verschillende kampen, waarin de Profeet - God zij hem genadig - met zijn aanhangers gewikkeld was, altijd ongekwetst terugkeerde, zoo schreef hij zijn geluk toe aan den talisman, die door zijn heer en meester gezegend was. De zaak werd bekend, en nu wendden zich vele personen tot hem met het verzoek hun dergelijke amuletten te vervaardigen. Zoo won Ben Hadschin onsterfelijkheid en rijkdom!’
Een dezer talismans zou bij de verovering van Egypte door Selim I in Kaïro gevonden zijn en zich thans nog onder de reliquieën bevinden, die in de heilige kamer van het oude Serail bewaard worden.
Het kattenoog, kristalachtige, met kleuren dooraderde kwarts, vertoont, als het in den vorm van een halven kogel is geslepen, een lichtschijn, die aan de oogen der kat herinnert. Ringen van kattenoogen zullen dames geluk aanbrengen. Zoo schonk de prinses van Wales aan haar schoonzuster, prinses Louise Margaretha van Pruisen, bij haar huwelijk met den hertog van Connaught een ring met een kattenoog, den modesteen, die voor geluk aanbrengend geldt. Het kostbaarste kattenoog, dat op de wereld bestaat, is vóór eenige jaren in Londen aangekomen. Het is uit Ceylon afkomstig, dat na Madras de eenige plaats moet wezen, waar men deze steenen vindt. De vinder, een werkman, die zand op zijn kar laadde, verkocht den 475 karaat wegenden steen voor 50 rupies. Deze wisselde meermalen van bezitter, tot hem een Indische rijstkoopman bekwam, die hem liet slijpen. Nu weegt hij 170 karaat en is voor 30,000 rupies (30,600 gulden) verzekerd. De steen werpt vier lichtstralen uit, die zich tot een enkelen stralenbundel vereenigen.
De robijn beschermde den ridder van den dood en hield hem trouw aan zijn ver verwijderde geliefde; het was de steen der overwinnende liefde. De roode kleur van den robijn gebruiken de dichters vaak bij beschrijvingen en vergelijkingen; reeds Wolfgang von Eschenbach vergeleek den mond van Gaumrot met een glanzenden robijn.
In de blauwe saffieren schittert goud in punten; hij gelijkt den blauwen hemel, waarin de gouden stippels de sterren voorstellen, zegt Plinius, Deze steen, een veldspaat, is onze lapis lazuli of lazuursteen, dien Marco Paolo reeds in 1271 in het gebied van den Orcus vond, waar hij in mijnen werd uitgegraven; deze merkwaardige steen vertoont het prachtigste blauw; de sterren zijn echter niet van goud, maar van zwavelzand. Men gebruikt ze, in bladen gesneden, tot sieraad der kerken in Italië. Bij mozaïekwerk wordt hij voor den hemel genomen. Het fijngestooten poeder daarvan was het kostbare ultramarin, waarvan een lood 20 gulden kostte, totdat Christiaan Gimelinc de kunstmatige bereiding dezer kleur uitvond.
De saffier bewaart de gezondheid, beschermt tegen de waterzucht, behoudt de trouw van de vrouw en werd niet troebel zoolang het geliefde voorwerp geen gevaar dreigde; hij maakte zijn drager onverschrokken, heelde de zwartgalligen van hun sombere grillen, versterkte het karakter en beschutte tegen de beten van verschillende dieren. De amulet der oud Egyptische godin Mi, godin der waarheid, die een struisveer op het hoofd droeg en gewoonlijk met gesloten oogen afgebeeld werd, was meestal van saffier.
Ook werden amuletten van lapis lazuli dikwijls als orakels gebruikt. Zoo vertelt Ebers in zijn Uarda van den Mohar Paaker, die amuletten van de meest verschillende soort aan zijn gordel had hangen: ‘Bleef het oog van lapis lazuli, dat, door een gouden kettinkje bevestigd, aan zijn gordel hing, wanneer hij het op den grond wierp, zoodanig liggen dat zijn gegraveerde zijde naar den hemel keek en de gladde den bodem aanraakte, zoo zeide het ‘ja’, in het omgekeerde geval daarentegen ‘neen’.
De smaragd werd tegen krampen gebruikt; hij verlevendigt den geest en maakt hem vroolijk; hij