Het oudste zusje.
Een oudste zusje is moeders rechterhand, ten minste, zij behoort het te zijn. Maar ach! hoeveel meisjes, vooral in onzen fin-de-siècle-tijd, zijn voor haar taak niet berekend en zien met minachting en verveling neder op dat kleine grut; het ontbreekt er maar aan dat zij vragen wat Pa en Ma met zoovele kinderen doen, want zij geven toch niets dan last en drukte en kosten. 't Is hard altijd te moeten hooren, als men een nieuwen hoed of mantel verlangt: ‘Och neen, kind! dat gaat niet met zoo'n huishouden als het onze!’
Dus ook dat nog! Bah, foei! die kinderen staan haar ook altijd in den weg en inplaats van hen bezig te houden en daardoor mama's taak te verlichten, snauwt de nuf hen zoo ongenadig af, dat zij vooreerst haar nabijheid wel zullen schuwen om bij de altijd vriendelijke, toegevende, maar overdrukke moeder hun troost te zoeken.
Het meisje, op nevensgaand plaatje, schijnt zoo ultra modern niet; zij lijkt nog van het goede, oude soort te zijn - dat niemand gekend heeft, maar waar ieder op pocht; hoe lief immers houdt zij zich met haar broertje en zusje bezig. Wat leest zij nu aardig voor uit het sprookjesboek; de kinderen hangen aan haar lippen. Straks, als zij moede zijn van het luisteren, dan krijgen paard en pop de beurt. Gelukkig de moeder, die zulk een dochter heeft, een dochter, in wie de roeping leeft van de echte vrouw, die eens op haar beurt zich gelukkig zal achten zelf moeder te zijn.