De gezusters Radica-Doodica.
Van tijd tot tijd verschijnen er van die ongelukkige misvormde wezens, welke de aandacht trekken van de mannen der wetenschap, maar ook van een nieuwsgierig, naar onnatuurlijke schouwspelen dorstend publiek. Zoo waren het de Siameesche broeders, later de zusters Rosa-Josephine, toen een paar Italiaansche jongens, die òf aan elkander gegroeid waren òf twee lichamen op één onderlijf vertoonden. Deze wonderlijke spelingen der natuur komen nu en dan voor; het schijnt zelfs of, wanneer er zulk een monster het tooneel verlaat, een ander het opnieuw betreedt. Thans zijn het weer twee allerliefste meisjes van Hindoesche geboorte, die weldra Europa zullen doortrekken om door haar zonderlinge samengroeiing de belangstelling te wekken.
Deze kinderen werden in 1889 geboren te Nomapora in de provincie Orissa, ten zuiden van Calcutta; haar ouders waren arme Hindoesche landlieden en de verschijning dezer kleine monsters kostte hun bijna het leven.
De bevolking van deze streek was zoo ontzet door deze vreemde misgeboorte, die zij als een wraakoefening des hemels aanzag, dat zij de familie uit hun huis en erf verdreven; de vader, die hun angst niet door goede woorden kon verdrijven, maakte er korte metten mede en besloot de twee lichamen van elkander te scheiden. Zonder zich te bekommeren om de wetten van chirurgie of antisepsie, zette hij er eenvoudig zijn mes in, en nu nog toont een litteeken de plaats, waar hij zijn operatie begon; gelukkig werd de man in zijn voornemen gestuit door de aankomst van een overheids-persoon, die de beide kinderen in een tempel deed plaatsen, waar zij de namen van Radica - Doodica ontvingen en bijna als godinnen vereerd werden.
Wie weet tot welke hooge eer de zusjes gestegen zouden zijn in den Boudhaschen eeredienst, indien een Duitsche Barnum zich niet met de zaak bemoeid en de ouders beduid had, dat het winstgevender was de wereld af te reizen met het buitengewone natuurverschijnsel dan ze als godinnen te laten aanbidden.
Eerst werden de kinderen door den impressario in Britsch-Indië vertoond, en nu moeten zij in Europa aangekomen en onder anderen in Brussel reeds tentoongesteld zijn. Al dadelijk hebben voorname geneeskundigen zich met dit tweelingpaar bemoeid en hun rapport bij de Parijsche Academie van Wetenschappen ingediend.
De meisjes zijn nu drie en een half jaar oud; zij lijken goed op elkander, en hebben een zeer karakteristiek Hindoesch voorkomen, olijfachtige tint, krulhaar, groote zwarte oogen; zij zijn bevallig, levendig, vlug, zij praten het Hindoestansch, een weinig Fransch en zullen wel langzamerhand alle Europeesche talen spreken, daar zij zeer intelligent schijnen.