zijden in van de Markt; de oude gedeelten zijn gebouwd van baksteen, rood, groen en zwart, en de meeste verglaasd. In de 16de eeuw werd eenig Renaissance-werk toegevoegd aan den kant, die op de Markt uitziet, en van dezelfde eeuw dateert een rijk gebeeldhouwde Renaissance buitentrap met een fraai balkon of hoekraam, dat zich aan de zuidoostzijde bevindt en op de Breite Strasse uitziet. De scherp gepunte torentjes, die boven het Raadhuis uitsteken, zijn bijzonder elegant en geven met het helder groen van hun leien dak daaraan een eigenaardig aanzien.
De trap, zoo juist vermeld, leidt naar de eerste verdieping; links is de oorlogskamer, een prachtig vertrek, niet groot, maar rijk versierd en onlangs gerestaureerd; de muren zijn bedekt met paneelen van in basrelief gesneden eikenhout met fraai intarsia-werk; de massieve deur is van eikenhout, zeer fijn gesneden en met intarsia-werk ingelegd. Aan den overkant der kamer ziet men een rijk gebeeldhouwden steenen schoorsteen, van 1535 dagteekenend; een mooie koperen kandelaar hangt eveneens van de gebeeldhouwde zoldering af.
Een andere Renaissance bijvoeging van de 16de eeuw is de schoone binnentrap aan den noordoosthoek van het gebouw; de trap is van grootsche afmetingen en wordt gesteund door kolommen; zij wordt gedeeltelijk door electrisch licht verlicht en de zachte glans geeft een geheimzinnigen gloed aan de groene baksteenen, waaruit de trap gebouwd is; ook deze trap werd onlangs gerestaureerd.
Over de Marktplaats wandelend, komt gij aan een der hoeken, het Raadhuis, en onmiddellijk daaronder aan een duistere opening, waardoor de trappen in de ingewanden der aarde schijnen te verdwijnen. Wanneer gij nieuwsgierig zijt te weten, waarheen deze duistere trappen leiden, daal er dan gerust in af; het wordt er steeds donkerder en naarmate gij lager komt, treffen allerlei vreemde geluiden uw oor; gij aarzelt eerst en vreest in het rijk der ratten te komen, maar nieuwsgierigheid overwint, gij gaat verder en dan hoort gij het gemurmel van stemmen, het gerinkel van messen, vorken, borden, glazen; na een oogenblik bevindt gij u in een reeks van ruime, verlichte gewelven, de plafonds zijn fraai ingelegd en beschilderd en ondersteund door pilaren van ontzaglijke sterkte; de muren zijn ook bedekt met fresco's en motto's, en kleine tafeltjes staan er verstrooid, eenige met witte tafellakens bedekt; menschen zitten daaromheen, pratend, lachend, etend, drinkend; kellners haasten zich heen en weer. Eerst staat gij verwonderd en begrijpt niet waar ge zijt aangeland, dan valt het u in dat het de beroemde Rathauskeller is, bekend om zijne rhijn- en roode wijnen en zijne goede spijzen. Hier wordt een lange en smalle houten tafel bewaard met grof snijwerk en inschriften, dat den naam draagt van Admiraalstafel. Men zegt dat zij gemaakt werd uit een oorlogsschip van Lübeck in de 16de eeuw. Nu wordt zij als dientafel gebruikt.
Op een marktdag, Zaterdag, biedt de marktplaats een levendig en belangwekkend schouwspel. Het plein zelf is zoo groot niet, maar het trotsche oude Raadhuis, het fraaie nieuwe postkantoor, de moderne gothische fontein, de oude Pranger of Schandpaal, de prachtige Mariakerk en de statige toren van de iets verder gelegen Sint Pieter, werken samen om aan deze plek een aanzien van schilderachtige deftigheid te geven. Gedurende den markttijd is het geheele plein vol met volk, meest boeren uit den omtrek, die hun waren komen verkoopen: levende visch, boter, eieren, kaas, brood, kippen, vleesch, vruchten, bloemen, groenten, laarzen, schoenen, lompen, alles wat men maar verkiest.
De vrouwen dragen een bijzondere soort van stroohoed over haar witte kappen; een smal zijden lint, nu eens groen, dan weer blauw, is aan de achterzijde van den hoed gehecht, valt in een lus neer en wappert achter de draagsters als zij in hun karretje rijden.
De dames ziet men over de markt haar inkoopen doen, gevolgd door haar meiden, met manden op de groote bloote armen.
De duitsche gewoonte is in Lübeck algemeen onder de dienstmeisjes om geen mouwen te dragen, maar alleen groote doffen op de schouders.
Een paar minuten wandelens van de markt brengt u naar de kathedraal van St. Nicolaas, die vlak bij een arm van de Trave staat. De kerk is op een kleiner schaal gebouwd en heeft veel minder bouwkunstige waarde dan St. Maria, maar 't is een mooie kerk en verscheidene harer kunstschatten hebben nog meer waarde dan die van de Mariakerk.
De kathedraal is ook gebouwd van rooden baksteen en heeft evenals St. Maria twee torens, bijna 400 voet hoog. Zij hebben een anderen, veel puntiger vorm dan die der zusterkerk.
De kathedraal werd gebouwd in de 12de, 13de en 14de eeuw. Het noorderportaal is van een sierlijke teekening, maar ongelukkig is het zoo gerestaureerd, dat het een geheel modernen indruk maakt. Het schip der kerk is onbeduidend, vergeleken bij dat van St. Maria.
In het laatste gedeelte van de 13de en het begin der 14de eeuw werd het gebouw zoo vergroot als het zich thans aan ons voordoet.
Het kunstjuweel in deze kerk is een triptychon van Hans Memling; hoewel niet onberispelijk van uitvoering, is het toch een van de merkwaardigste werken van dezen meester.
Het koorhek van donker eikenhout is van fraai dik houtsnijwerk uit de 15de eeuw. Op de muren der kerk ziet men sommige bijzonder mooie koperen gedenkplaten en gebeeldhouwde grafsteenen. Het bronzen figuur van bisschop Bochholt is een waar meesterwerk. In een der kapellen ten noorden van het koor vindt men waarschijnlijk het schoonste en grootste koperen gedenkteeken uit Lübeck; het is Nederlandsch werk uit de 14de eeuw.
Rondom den preekstoel ziet men een ijzeren hek van wonderlijke, ingewikkelde teekening; de naam van den ontwerper is onbekend en men heeft het ook om zijn zonderlinge teekening eenvoudigweg aan den duivel toegeschreven. Onlangs werd het echter bedorven door bonte beschildering.
De St. Pieters-, St. Jacobs- en Aegidiuskerk kunnen wij slechts bij naam vermelden, maar alle zijn een bezoek waard en bevatten een menigte fraai