De Huisvriend. Jaargang 1893
(1893)– [tijdschrift] Huisvriend, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdMooie vrouwen van vroeger en thans in Frankrijk.Onder de restauratie, in den herderstijd, toen de fluweelen japonnen tien louis kostten, terwijl zij er thans honderd doen, bewonderde men reeds de wilskracht der mooie vrouwtjes; zij konden vijf uren lang dansen, zonder zich te vermoeien. De bals begonnen tegen negen uur en omtrent twee uren rustte men lekkertjes in zijn bed. Die jonge vrouwen, welke men zoo heldhaftig roemde, stonden om twaalf uur op, namen een lauw, geparfumeerd bad, aten heel fijne dingen, zooals luchtige broodjes, fijn gevogelte, gebakjes die de maag niet vermoeiden, zij ontbeten in hunne morgenjaponnen, kleedden zich aan zonder haasten en hielden zich niet op met politiek. Het waren bloempjes, die tegen noordenwind en vorst werden beschut in een zachte atmosfeer. Vreugde en eerbewijzingen liet men bij haar toe, maar nooit smart en zorg.
In dien tijd werden de dichters veel gelezen en aangehoord; men sprak veel over de vereeniging der zielen. De elegante jonge dames huwden gaarne haar ziel uit aan een andere ziel harer keuze. De bevoorrechte was òf de heer van het naaste kasteel, òf een jong lid der Jockey-club, die pas was opgericht, òf een jong officier der koninklijke garde. De uitverkorene moest alle vereischte hoedanigheden hebben; hij moest uit het hoofd geheel, of bijna in zijn geheel, de schoonste stukken van Réné, vol aandoening le Lac van Lamartine kunnen opzeggen en minachtend glimlachen over Adolphe. De zusterziel (met knevels) vergezelde mevrouw naar het Bois de Boulogne, en reed naast haar rijtuig; hij moest haar ook naar het Theatre Italier begeleiden en haar bonbons brengen in een kleine bonbonnière van gevlochten stroo. Dat was de mode; het portret van Henri IV of van de schoone Gabrielle versierde het deksel. De galante ridder deed zijn dame vol zorg haar met bont gevoerden mantel om. Wanneer men niet naar het theater of naar de intieme bals van mevrouw - de recepties van het kleine kasteel genaamd - ging, dan maakte men thuis een partijtje whist, of als de cavalier zingen kon, hoorde men hem een air uit Norma zuchten, of een romance naar den laatsten smaak, waarin troubadours voorkwamen rijmende met amours, belles met nacelles, en verder veel ridders en pelgrims, pages en verliefde sultans en alle mogelijke gothische suikerzoete uitvindingen.
Wat zullen wij nu zeggen van onze tegenwoordige jonge vrouwen? IJzer, staal, het weerstandsvermogen van een stoommachine, zijn niet bij haar te vergelijken. Zij dansen geen vijf uur achter elkander, als haar overgrootmoeders, maar zij bewegen zich op het wereldtooneel achttien uren aan één stuk. Ik ken er, die slechts twee uur slapen. Zij gaan, zij komen, zij kleeden zich aan, zij kleeden zich uit, kleeden zich nog eens weer aan, rijden, rossen, vliegen, trippelen, kwakkelen, klimmen, dalen, loopen hier, dansen daar, flirten overal, reizen in elk seizoen, houden zich met niets bezig en bemoeien zich met alles, en 't zou haar vreeselijk spijten als zij verplicht waren eens stil te staan; zij verbeelden zich dat de aarde zou ophouden zich te wentelen, als zij even ophielden zonder rust en zonder doel rond te dwarrelen. Ik spreek van de vrouwen naar de laatste mode, niet van haar die het geluk van haar echtgenooten en de vreugde van haar omgeving uitmaken.
Deze aardige fin de siécle-dames staan om zeven uur op, nemen haar koud bad (‘tub’ noemen zij het) en trekken onmiddellijk geen kamerjapon, maar een volledig toilet van dikke Engelsche wol aan, schoeien | |
[pagina 16]
| |
haar voeten met zware rijglaarzen en zetten den vilten meloen op het hoofd. Daar gaat het heen! Buiten wandelen zij door het park, geven haar bevelen aan het volkje van tuinlieden, melkmeisjes en stalpersoneel, dat zij onderweg tegenkomen. In Parijs gaan zij het Bois de Boulogne door; dikwijls mennen zij zelf een poney, chais of een dogcar en stappen er uit om zich te verwarmen. Als zij van paardrijden houden, ziet men haar om negen uren haar amazone aantrekken en een flinken rit maken om eetlust op te doen. Tegen tien uur komen zij t'huis, lezen haar post, antwoorden er op, ontvangen haar leveranciers in de kleine spreekkamer, voor deze bezoeken bestemd, en die zoowel in Parijs als buiten een streng Engelsch sportachtig karakter vertoont, canapé en fauteuils van leder, rek, rottinkjes en karwatsen bevatten, portretten van de paarden, overwinnaars in de wedrennen, afbeeldingen van kasteelen. Op de tafel een Engelsche schrijfmap, met schrijfgereedschap, een reispendule en op den schoorsteen een bronzen groep, prijs van de een of andere wedren-overwinning. Deze omgeving zal nooit iemand met een greintje poëzie bezielen. 's Middags, in haar zelfde costuum, ontbijt mevrouw zeer overvloedig: eieren met saus, bloedende biefstuk, fazant of patrijs, een fijn toebereide pastei, versche groenten, een pudding met Spaansche wijnsaus. O! men zorgt er wel voor zijn maag te versterken! De bekoorlijke vrouw eet als... een stalknecht. Heeft zij ongelijk? Heeft zij gelijk? Zij zal het later weten, als zij verplicht is een kuur te volgen om mager te worden. Tegen half twee komen de intiemen, gemiddeld vijf of zes. Mevrouw steekt haar cigarette aan, en biedt er een aan haar beste vriendinnen en opent haar ooren voor de praatjes van den dag, die een heertje van de partij opdreunt. Dat heertje, men kent hem! Hij is dezelfde in alle salons. Hij heeft in den strijd zijn haar verloren en hij kleedt zich als een slecht gekleed Engelschman; hij heeft altijd een badientje bij zich en draagt een ring met een kattenoog of een maansteen aan den pink. De jongeheer is niet dom, maar hij is vooral het tegenovergestelde van kwaadwillig. Overigens, wat toegevendheid betreft, de rechters van het Bloedgericht hadden die meer dan deze deftige lui, en de menscheneters zijn zachtzinniger jegens hun arme slachtoffers dan deze deftige heeren en dames. Drie slagen met de tong, en een vrouw is doodgestoken en belachelijk gemaakt.
Na deze vrome bespiegelingen, voelt mevrouw zich gesterkt voor den dag. Zij zal de goede boodschap aan de vriendinnen brengen, welke ze nog niet kennen. Drie uur: dit is het herdersuurtje van den ‘couturier’. Tot vijf uur versperren de coupés den weg in de Rue de la Paix en in de faubourg St. Honoré voor de bekende huizen. Mevrouw heeft zich gekleed vóór dat zij uitging. Zij trok toen haar vlaamsch costuum, laatste cri aan: rok van zwart laken, heel glad en recht, een lang jak, heliotrope-fluweel, zooals de vrouwen van Terburg of van Meissonnier op hun schilderijen dragen.Ga naar voetnoot1) Mouwen van zwart laken, zakken van gitborduursel. Bontstuk van goud en gitten. Halskraag van marterbont. Daarbij een kleine kinder-capote, versierd met hooge heliotrope-veeren; de groote mantel geheel gevoerd met chinchilla.
Na den ‘modemaker’ de five ô clock, niet een, maar zeven of acht - vijftien in het volle seizoen. Op zekere dagen komt men pas om acht uren t'huis, na een ontzettend aantal visites te hebben afgelegd.
Tegenwoordig maken ook de heeren visites; zij hebben er alles bij te winnen en niets bij te verliezen. Zij winnen er bij gezellige babbel-uurtjes, lekkere sneetjes met caviar, Russische broodjes met wildbraad, Oostenrijksche koekjes, Spaansche chocolade, Engelsche plumpudding, Fransch flirt, wat niet zonder aantrekkelijkheid is. Zij winnen er soms ook mooie bruidschatten, waarop zij zeer gesteld zijn.
Om acht uur gaat mevrouw naar het theater; zij heeft heel weinig tijd om te eten, maar zij zal soupeeren als zij t'huiskomt. Indien zij naar een soirée gaat daarentegen, dan rust zij uit tot elf uur. Zelfs op een thee-visite komt men laat. Nieuw toilet volgens het gebruik van den avond. 't Gebeurt dikwijls dat mevrouw in de stad dineert, om dan haar vrienden in de opera terug te vinden. Bij deze gelegenheden kleedt zij zich in het rijtuig aan. Deze coupé bezit laadjes, waarin de kamenier een gedecolleteerd lijf, bestemd om het hooge te vervangen, heeft kunnen wegbergen; dan zijn er ook de diamanten, onontbeerlijk voor de opera, andere handschoenen, een andere waaier, pondre de riz, enz. Twee bougies zijn in de coupé aangestoken, links en rechts van den spiegel. En mevrouw kijkt daarin en bewondert haar mooi hoofdje, schitterend van juweelen, haar fraaie oogen, die nooit geschreid hebben, haar lippen, die het leven proeven zonder ooit iets lief te hebben.
Wij zijn ver van de zusterzielen! 't Was wel wat belachelijk, die gevoelens welke meest altijd rein bleven; nu wacht mevrouw zich alleen voor het belachelijke als voor de grootste zonde, die men bedrijven kan. In deze wereld is er naar haar oordeel niets kostbaarder, niets schitterender, niets aanbiddelijkers dan haar eigen lief persoontje. Ook houdt ze er van zooveel en zooveel, dat de tijd haar ontbreekt anderen lief te hebben, zoodat alle slagen van haar hart nooit gewijd zijn aan personen, maar aan de ijdelheden, welke zij aanbidt. |
|