was uitgelucht en... de pianino er stond. Wat moet ik doen? Ik weet niets en ik vind niets! Ja, toch, ik krijg daar opeens een prachtig, een heerlijk idee. Mijn zuster Marie moet vrouwtjelief om half tien komen halen. Verder moet Marie het maar klaarspelen. De dames kunnen toch zooveel met hun mondje gedaan krijgen.
Zoo gedacht, zoo gedaan! Een komplot wordt gesmeed en Marie zal het probeeren.
Wat heb ik van morgen moeten lachen! De twee verjaardagen, die Guurtje als getrouwde vrouw gevierd heeft, vindt ze altijd, als we samen gearmd de huiskamer binnentreden, mijn geschenk, door tallooze papieren en doozen verborgen, op de tafel staan. Dezen morgen heb ik getracht, haar zoo lang mogelijk boven te houden, tot ze mij ontsnapte en met nieuwsgierig kloppend hartje de kamer binnensnelde. De traditioneele berg papier lag op tafel, zooals altijd, en haastig, zenuwachtig scheurde zij het pak open, om na lang zoeken een klein doosje te vinden, waarin een couvert met een onbeschreven stukje papier!...
Marie komt om half tien. Ze heeft goed opgepast. Ik ben zeer tevreden en verlangend te weten, hoe zij het hachelijke zaakje zal aanpakken.
Guurtje wordt hartelijk door haar gelukgewenscht en met dezelfde hartelijke gevoelens omhelsd. Ook ik krijg een deel van den zusterlijken wensch en een kus.
‘Kan je even meegaan, Guurtje?’
‘Onmogelijk, ik heb 't zoo druk.’
‘Toe, één oogenblikje? Ma wou je spreken.’
‘Heusch niet, Marie, mijn verjaardag valt net op Zaterdag, dus dat geeft nog meer drukte.’
Ik zie mijn zusje veelbeteekenend aan en zet een wanhopig gezicht achter Guurtje's rug.
Marie geeft het niet op. ‘Ma heeft het dringend gevraagd,’ gaat ze voort, ‘ze weet niet, wat ze geven moet en wou daarom, dat je met mij een paar winkels inliep.’
‘Gus, Marie, hoe kan ik nu weggaan? Ik zou onmogelijk klaarkomen. 't Spijt me erg.’
Marie heeft den laatsten aanval gedaan en het is tevergeefs. Ze ziet mij aan, alsof ze zeggen wil: ‘ik kan 't niet helpen, hoor!’
Nu, dat weet ik ook wel, maar het is reeds over half tien en om tien uur komt de pianino.
Ik doorzoek alle hoekjes in mijn brein, om het een of ander redmiddel te vinden... Op de slaapkamer de waterleiding laten overloopen? Dan moet ze naar boven... Neen, dat is al te erg, en bovendien zou ze het toch hooren. Wat dan? Lieve hemel, geef me toch een goed invalletje!... Ik kijk Marie nog eens aan, die met de kwastjes van haar parasol speelt. Ze schijnt evenmin een uitweg te vinden...
Daar neem ik een kloek besluit. Ik haal mijn zakdoek te voorschijn, sla daarmee op het behangsel, om een denkbeeldige vlieg te verpletteren, en knak meteen de twee fraaiste pluimen uit den Makas Mouquet.
‘Ajakkes,’ zucht Guurtje, ‘wat ben je vreeselijk onhandig. Mijn mooiste pluimen geknakt. O, o, en ik kan het zoo niet houden, 'k moet nieuwe hebben. Toe, Marie, zorg jij daar eens voor.’
‘Dank je,’ antwoordt Marie, ‘ik wil wel even met je meegaan.’
‘Nu, gauw dan!’
Ik begin te herleven. 't Zal gelukken! Nu, het wordt tijd ook, want de pendule wijst met haar zwarte wijzerpooten dat het haast kwartier voor tienen is. Intusschen heeft mijn vrouw haar hoed opgezet, den mantel omgeslagen. Nog een kijkje in den spiegel, of de hoed recht zit.
Voort is het tweetal, onder het loopen de handschoenen vastknoopend.
Guurtje tippelt zoo snel, dat Marie haar een arm geeft, om schoonzustertje te dwingen langzamer te loopen.
‘We zullen de pluimen bij Gecker koopen, die woont het dichtst in de buurt.’
‘Ik geloof niet, Guurtje, dat hij ze heeft.’
‘Kom, kom, hij heeft ze altijd in voorraad.’
‘Behalve nu,’ jokt Marie; ‘mama stuurde gisteren de meid om een paar pluimen, en hij ontving ze eerst de volgende week.’
‘Dan naar Villers op de Schiemarkt.’
‘Daar zult gij evenmin slagen. Ik weet het sekuur.’
‘Waar dan?’
‘Op de Bloemmarkt.’
‘Op de Bloemmarkt? Gus, wat een eind nog. Nu, gauw loopen, want ik heb geen tijd.’
Het tweetal spoedt zich voort. Marie tracht onophoudelijk voor de winkels stil te staan, maar Guurtje trekt haar mee. In de eerste kraam de beste ziet Guurtje pluimen staan. Ze wil ze daar onmiddellijk koopen.
‘Neen,’ raadt Marie af, ‘die man is erg duur. Ik weet een veel betere. Ginds staat hij, geloof ik.’ Hij staat er ook, heel aan 't einde der lange Bloemmarkt.
‘Eindelijk,’ zucht Guurtje.
Met het leukst gezicht van de wereld hervat Marie:
‘Je moest eigenlijk die pluimen maar niet koopen.’
‘Hou je me nu voor den gek?’
‘Het komt me nu juist in de gedachte. Jansje wist geen cadeau voor je, en nu kan zij een paar pluimen geven.’
‘Dat hadt je wel eer kunnen zeggen!’ en met rood gelaat keert Guurtje zich om en gaat naar huis. Marie zegt niets, maar kijkt stilletjes op haar horloge en ontdekt met blijdschap, dat het half elf is. Nu mag Guurtje zoo hard loopen als ze wil!...
Ondertusschen zit ik thuis op heete kolen.
De pianoleverancier had beloofd de piano precies 10 uur te zenden. Hij heeft 't nogal opgeschreven, en tot nog toe is er niets gekomen.
‘Mietje,’ zeg ik boos tegen de meid, ‘ga onmiddellijk naar... drommels, hoe heet die man... nu, je weet wel, die pianoman in de Lange steeg, en zeg hem, dat de pianino, waarover ik gesproken heb, direct gestuurd moet worden.’
Ik geef de boodschap haastig, Mietje luistert eventjes en vliegt weg.
Ik ga in de zijkamer staan en kijk in het spionnetje. Soms kan ik het binnen niet uithouden en ga op de stoep staan.
Wat zijn die winkeliers toch slordig! Ik kijk nog eens op de stoep, nog eens in het spionnetje. Ik loop stampvoetend door de kamer, onophoudelijk op de klok kijkende.