In de lagunen-stad.
Grand Hôtel, Venetië, 15 April '92.
Lieve Amy.
Gaarne voldoe ik aan je wensch om je het een en ander van onze reis te vertellen. Om je alles mee te deelen, wat wij alzoo in dit heerlijke land zagen, zou mij moeielijk vallen, althans nu; zoo je wilt, kom ik er later nog wel eens op terug.
Het eenige, waar ik thans tijd voor heb, is om je in 't vervolg elken avond een verslag te geven van hetgeen wij overdag zagen.
Gelijk je aan het adres ziet, vertoeven wij op het oogenblik in Venetië, de beroemde lagunenstad. Je weet, ik ben op reis met oom en tante Smit en hun dochter Marie, die ongeveer van denzelfden leeftijd is als ik, doch vrij wat kalmer van natuur dan je dweepzieke vriendin. Ze lacht mij dan ook menig keer uit, als ik in geestdrift over iets geraak, doch ik stoor er mij niet aan.... en geniet.
En, ten einde je, al is 't dan ook op bescheiden schaal, mee te laten genieten, begin ik:
Wij vertrokken van ochtend om half elf uit Bologna, de arcadenstad, en kwamen hier tegen twee uur aan. Al dadelijk bij onze aankomst kregen wij een hoogst eigenaardigen indruk, doordat wij bij het verlaten van het station, inplaats van de helgekleurde hôtel-omnibussen, welke wij overal elders aantroffen, zwarte gondels zagen liggen. Wij stapten in een er van, en terwijl oom voor de bagage zorgde, keken wij, dames, eens rond. Tante was één en al verbazing en keerde zich, niettegenstaande haar corpulentie, telkens om, om 't geheele tooneel toch op te nemen. Marie daarentegen bleef zich gelijk en merkte phlegmatisch op, dat 't al heel laat werd voor 't déjeuner.
Vlak bij ons was een Cook's partij en het was allervermakelijkst om den leider (ik had haast gezegd den cornac) met de reizigers te zien omspringen. Precies een meester met zijn schooljongens, of beter nog een sergeant met zijn rekruten. - In Rome hadden wij ook eens zulk een gezelschap ontmoet en klonk het telkens bij het bezichtigen van een kapel of schilderij: ‘Now, ladies and gentlemen, the time is up, please go on.’
Wat mij 't meest trof toen wij eindelijk, na lang wachten, afvoeren, was de handigheid, waarmede de gondeliers hun booten sturen; zij gaan vlak langs elkander heen, zonder elkander aan te raken, en ze glijden zoo gemakkelijk mogelijk voort. Men voelt geen beweging, en 's avonds, als de maan haar zilveren stralen op 't water werpt en alles in een mystiek blauw waas hult, moet het zalig zijn in zulk een gondel te varen.
Ons hôtel was vrij ver van het station af gelegen en wij gingen een massa nauwe, vieze kanaaltjes door. Oom maakte de opmerking, dat Venetië minstens even hard een ververschingskanaal noodig had als Den Haag, en ik moest hem gelijk geven. De geuren, welke wij genoodzaakt waren op te snuiven waren alles behalve welriekend.
Het kanaal Grande maakt er echter een gunstige uitzondering op; het water is er heerlijk frisch; aan beide zijden bevinden zich grootsche, marmeren paleizen, terwijl een fraaie kerk met een prachtig versierden gevel en koepel zich trotsch verheft.
Eindelijk kwamen wij aan; oom en tante kregen een mooie kamer au premier, doch die, welke men Marie en mij als slaapvertrek aanbood, was zóó donker en ongezellig, dat wij een griezelig gevoel niet konden onderdrukken en beiden eenstemmig verklaarden, dat ze ons niet aanstond.
‘Was er geen andere voor ons?’
‘Jawel, er was nog wel eene, doch deze was veel kleiner en heelemaal boven in 't hôtel.’
Toch besloten wij die maar te nemen; de kamer is wel klein, doch niet onfrisch. Na ons wat gelaafd, verfrischt en opgeknapt te hebben, begaven wij ons door allerlei nauwe en donkere steegjes naar de beroemde St.-Markusplaats.
De aanblik van dit enorme plein was inderdaad merkwaardig.
Aan drie zijden is het omgeven door huizen in gothischen stijl, alle hetzelfde en aan elkaar verbonden. Verder loopt er langs het geheele plein een galerij, met de prachtigste winkels; voornamelijk ziet men er glaswerk, platen en voorwerpen van gesneden en ingelegd hout. De vierde zijde is bijna geheel ingenomen door de kerk van St. Markus, waaraan het plein zijn naam ontleent. Het is haast onmogelijk de pracht er van te beschrijven; groote heiligenbeelden in fraaie kleuren komen heerlijk uit tegen een achtergrond van goud; de mozaïeken zijn eenig en het beeldhouwwerk is overschoon.
Links bevindt zich de poort, welke naar de stad