Sneeuwballen.
Sneeuwballen! genot der jeugd, angst der volwassenen! Wanneer er sneeuw ligt, dan is een der grootste schrikbeelden, welke ons, oude luî, vervolgt, de gedachte dat thans de lieve jeugd zich met sneeuwballen vermaakt, en dat geen hoed zoo glimmend, geen mantel zoo elegant, beveiligt tegen het werpen dier verraderlijke ballen.
Gelukkig wanneer de lieve schooljeugd zich op een vrij terrein naar hartelust aan haar lievelingsvermaak kan tegoeddoen. Wat is het dan een aardig, gezellig gezicht hen zoo aan den gang te zien... op een afstand.
Dat joelt en schreeuwt, dat mikt en pareert, dat valt en staat op, dat vergeet alle onderscheid van rang en kleeding, dat denkt aan niets dan aan het verrukkelijke genot van het oogenblik.
‘Sneeuw!’ zegt de oude vrijer rillend voor zijn raam. ‘Bah! wat een last en ergernis!’
‘Sneeuw!’ juicht de flinke hollandsche jongen, ‘verrukkelijk! Wat zullen we morgen aan het werk gaan!’